O
God Gij zijt mijn Toeverlaat. Het
leven met de Heere is
het leven van genade. Er is de wetenschap dat niets zonder de Heere
gedaan kan
worden. Dat leert de Heere ook steeds meer in het verdere. De
één krijgt
hiervoor een zwaardere weg dan de ander. Nooit is er een tevergeefs
gebeuren in
het leven. Boven alle dingen staat de Heere met Zijn bijzondere
bedoelingen.
Hij wil Zijn kinderen leren vertrouwen. Hij wil ze leren het alles van
Hem
alleen te verwachten. De kleine dingen. De grote dingen. Ja zelfs de
schijnbaar
meest onmogelijke dingen. Want de Heere is een God van wonderen. Hij
alleen is
bij machte in een ogenblik tijd het meest harde hart te veranderen. Het
meest
onmogelijke mogelijk te doen zijn. Wanneer
in het leven die
leerschool wordt doorlopen om het alleen van de Heere te verwachten,
dan is de
meest zware weg een oefening het te leren. Dan is de meest onmogelijke
weg een
les om niet in vertwijfeling te raken. Maar het alles de Heere dag en
nacht
voor te houden. O God, Gij zijt mijn Toeverlaat. Al lijkt alles tegen
me gekeerd.
Al lijkt het alsof men uit is op mijn ondergang, U bent mijn
Toeverlaat. Aan U
beveel ik mijn wegen. En van U alleen verwacht ik hulp en uitkomst. De
Heere helpt niet altijd
direct. Hij leert mensen het blijvend van Hem te verwachten. Ook
wanneer het
wat langer duurt. Hij laat net
zo lang
in het onzekere en in het verdriet en in de pijn tot het Zijn tijd is
om als
het ware in te grijpen. Om de dingen die zo onmogelijk zijn in een
oogwenk te
veranderen. Niet op de wijze die we zo graag zouden willen. Op Zijn
tijd en
wijze maakt Hij het dat een ieder het ziet. Dit werk is van de Heere
geschied. Het
zijn niet de
gemakkelijkste wegen waarin de Heere onderwijs geeft. Het zijn de wegen
van
diepte en onmogelijkheid. Het zijn de wegen waarin we moeten sterven
aan alles
en allen. En het dan toch nog uit te roepen: O God Gij zijt mijn
Toeverlaat.
Het wachten kan soms zo moeilijk worden dat we toch weer het bij mensen
zoeken.
Of denken de Heere een handje te moeten helpen. Het is echter niet wat
de Heere
vraagt. De Heere gaat aan op het afzien van mensen. Op het vertrouwen
van Hem
alleen. Op het stellen van onze oogmerk in de dag. Op het leren horen
van de
kleinste ritstelingen. Om dan te bemerken dat het de Heere is Die komt.
Die
bezig is te komen. Die de dingen oplost voor Zijn kinderen. Niet in een
weg
waarin Hij ons nodig heeft. Niet in een weg waarin wij denken Hem te
moeten
helpen. Maar in een weg van stil zijn en wachten. Het
valt niet mee om in het
leven alles kwijt te moeten. Maar het is genade wanneer we dan de Heere
over
mogen houden. Wanneer we vertrouwend mogen blijven uitzien met de bede
in het
hart. O God Gij zijt mijn Toeverlaat. Alles en allen kunnen afkomen op
de
houding van mensen die het alleen van de Heere verwachten. Want immers,
we
moeten dit en we moeten dat. De Heere leert hen echter om stil te
zitten en te
wachten. Nooit
worden mensen teleurgesteld
in het houden van deze les. Mensen die het alleen van de Heere
verwachten
zullen kracht krijgen die weg blijvend te gaan. Abraham meende de Heere
te
moeten helpen. Zo zijn mensen op de momenten dat ze het niet meer
kunnen
geloven. Doch de Heere houdt getrouw Zijn Woord. En op Zijn tijd kreeg
Abraham
toch de vervulling van de belofte die de Heere hem had gedaan. |
|