Tel
uw zegeningen
Ieder christen
weet dat door de
zonde het verdriet en de pijn in de wereld is gekomen. Wanneer we op
deze
dingen zien, het is een zien van eigen schuld en ellende. Maar nu is de
Heere
nog zo goed en zo genadig, dat Hij Zijn zegen, onverdiend, iedere dag
schenkt.
Het is de algemene genade waarin mensen mogen delen. Genade, die de
Heere Jezus
heeft verdiend. Natuurlijk kunnen we, ziende op de omstandigheden, in
een
negatief denken terechtkomen. Maar om nu naar Boven te kijken Om dan in
de donkerheid
van het leven toch alle grote en kleine zegeningen te leren tellen. Het
is
genade. Het geeft geen somberheid. Integendeel, er wordt dankbaarheid
gevonden.
De
zon gaat nog op over bozen en goeden. De Heere geeft nog
eten en drinken en alles wat we in deze nodig hebben. Er is een huis om
in te
wonen en een redelijke gezondheid. De ene mag van een gezinsverband
genieten.
Terwijl een ander op mag merken hoe er in alles wordt gezorgd. En is
het niet
vaak zo dat deze dingen zo gemakkelijk over het hoofd worden gezien? Is
het dan
niet een uitroep om ten diepste over na te denken: Tel uw zegeningen!!
Het
Woord is duidelijk: We moeten
ons geen grote dingen zoeken. En er klinkt een bede om het weinige
brood wat we
nodig hebben. In deze wereld is zo vaak het meer nooit genoeg. Altijd
weer is
er het zien op anderen die het misschien beter hebben. Men is zo vaak
ontevreden.
Maar om je nu onvoorwaardelijk over te geven aan de trouwe zorg van de
Heere.
En dan te geloven. Hoe
Hij het doet, zo
is het goed. Tevreden te zijn met datgene wat Hij schenkt. Natuurlijk,
we
moeten onze plicht doen, onze arbeid verrichten. En in biddend opzien
Gods
zegen daarover vragen. Uiteindelijk is aan Zijn zegen alles gelegen.
De
Heere gaat met elk van Zijn
kinderen een eigen weg. Hij zal ze nooit om laten komen in welke tijd
dan ook.
De omstandigheden worden gegeven om klein te blijven. Om op Gods
leerschool
geoefend te worden in het allerheiligst geloof. Te blijven zien op Hem.
Nogmaals, wanneer Gods kinderen bij het licht van Gods Geest zien wie
ze zijn,
ze zijn zo dankbaar met het kleinste wat ze ontvangen. Want ze weten
dat ze,
ziende op zichzelf, niets hebben verdiend. Dan worden de zegeningen
vanzelf
gezien. Maar ook geteld.
Het
volk van Israël werd verlost
van Egypte. In de woestijn moesten ze leren uit het geloof te leven.
Het bleek
dat ze het niet konden. Steeds mopperden ze. Steeds wilden ze terug
naar het
land vanwaar ze kwamen. En uiteindelijk moesten ze als volk veertig
jaar door
de woestijn zwerven voor ze het land binnen mochten trekken. Zo is het
ook met
al Gods kinderen. Ze worden door een machtige hand verlost. Maar in het
leven
moeten ze leren geloven en vertrouwen dat het goed is onder de
bescherming van
de Heere God. Dat Hij hen in dit leven zal beschermen. En dat Hij
blijft zorgen
in alles.
Gods
kinderen hebben een uitzicht.
Eenmaal zullen ze dit leven mogen verlaten. Dan zullen ze altijd bij de
Heere
mogen zijn. Om Hem te loven en te prijzen voor de zaligheid die ze
hebben
gekregen. Ze zullen geen vreemde God ontmoeten. Want Hij heeft in dit
leven
voor hen gezorgd. Hen gegeven wat ze nodig hadden. Ze zijn toebereid om
zalig
te sterven. Mij, hiertoe door U bereid, opnemen in Uw heerlijkheid.
Ziende
op de omstandigheden, het
is hier een tranendal. Het is hier het land der ruste niet. Maar uit de
grote
verdrukking komen zij, die hun klederen wit mochten wassen in het bloed
van de
Heere Jezus. De Heere ziet in hen geen vlek of rimpel. Ze zijn de
geheiligden,
de gezaligden. Ze krijgen straks een kroon. En die werpen ze neer voor
de Heere
Jezus. Omdat Hij hen heeft gekocht met Zijn bloed. Tel dan uw
zegeningen. En ga
met de Heere de moeilijke weg door het leven. Te weten: na het kruis
wacht de
kroon.
|