Vanuit
de eeuwigheid
Er
wordt een volk zalig dat van eeuwigheid door de Vader is uitverkoren.
En ze zullen allen komen door het Goddelijk Licht geleid. Mensen die
naar God niet vraagden werden en worden aangeraakt door Gods Geest. Ze
worden overtuigd van hun zonden. Van gerechtigheid en oordeel. En
vervolgens is het een geschonken Zaligmaker, Die ze leren omhelzen in
het geloof. Dan
spreekt het Woord van Zacheüs
de tollenaar. Deze man was een dief van velen. Onterecht nam hij geld
van anderen. Door nieuwsgierigheid gedreven klom hij in een boom om
Jezus te zien. En deze weg moest meewerken om Zacheüs
zalig te maken. Dat heeft hij van tevoren niet
kunnen bekijken. Het was
een wonder van vrije genade. Waar alle kinderen van God van getuigen.
Hij werd opgeraapt van het vlakke van het veld. Waar hij in zijn
geboortebloed dreigde te sterven. Het was opnieuw een bijzonder wonder
vanuit de eeuwigheid bepaald. Om nu het oog te slaan op iemand die
nooit naar de Heere
Jezus had gevraagd. Het gaat zover dat van eeuwigheid was bepaald dat
op dat plekje een boom moest staan. Zodat Zacheús
erin kon klimmen. Tegenwoordig
wordt het aspect van de uitverkiezing vaak niet meer gehoord. Dat de Heere een volk op het oog heeft
dat naar Hem niet heeft gevraagd. Maar die de zaligheid ontvangen als
het grootste wonder. Waarbij ze ook uitroepen: Hij heeft mij opgezocht.
Daarom alleen zullen Gods kinderen eeuwig zingen van de goedertierenheden van God. Ze
zullen het nooit genoeg uit kunnen wonderen dat zo’n
grote zaligheid hun ten deel is gevallen. Zeker
is de zaligheid aan alle mensen verschenen. Maar velen zijn geroepen en
weinigen
uitverkoren om uiteindelijk straks de hemel binnen te gaan. Er komt
veel af op deze waarheid. Aan de ene kant wil men doen geloven dat we
maar moeten geloven en dan komt het wel goed. Aan de andere kant is er
vijandschap tegen de vrijmacht van de Heere.
Eigenlijk zouden wij wel uit willen maken wie wel of niet zalig zullen
worden. Wijzelf eerst. Dan natuurlijk de mensen om ons heen. En
vervolgens zeker die bij ons naar de kerk gaan. Zalig
worden is een genade die niet algemeen is. Het is een bijzondere genade
om van dood levend te worden gemaakt. Door de Heilige Geest ontdekt te
worden aan zonde en schuld. Te ervaren door het recht te worden
veroordeeld en op weg te zijn naar een eeuwige rampzaligheid. Maar het
is dan alles slechts een ogenblik in Gods toorn.
En vervolgens een leven in Zijn goedgunstigheid. Om in een leven wat
volgt te worden onderwezen in de kennis, de gerechtigheid en de
heiligheid van Christus. Wat dan in de vruchten in het leven openbaar
komt. Gaf niet Zacheüs
terug wat hij onterecht zich had toegeëigend. Er
is een gedachte dat het alles wel meevalt. We gaan allen ten hemel in.
En we erven koninkrijken. Gods Woord leert anders: tenzij een mens
wederom wordt geboren, hij zal het Koninkrijk van God niet zien. Er
wordt vervolgens opgeroepen om ons te haasten om ons levenswil. Ook
worden we aangespoord de goede strijd van het geloof te strijden. Er
wordt gesproken dat we nauwelijks zalig zullen worden. Dat het iedere
dag weer een haten en vlieden van de zonde zal zijn. In een weten dat
er van nature van ons geen goed is te verwachten. Boven
ons zondaarsbestaan staat de trouw en de liefde van God. De beloftes
van God die in Christus ja en amen zijn. Hij zal niet vergeten en zal
niet verlaten wat Zijn hand is begonnen. Hij zal Zich doen overhouden
een arm en ellendig volk. Ze zullen op Zijn Naam vertrouwen. Ze komen
uit de grote verdrukking. Niemand heeft ze willen geloven. Ze zijn
veracht en bespot. Gehoond en geslagen. Maar hun klederen zijn
witgewassen in het bloed van het Lam. En die volharden
zal tot het einde, die zal zeker zalig worden. Zalig hij die in dit leven de God van Jacob tot zijn hulp heeft. Die zullen ervaren dat de Heere niet omziet naar mensen die het zo verdiend hebben. Genade is voor de grootste der zondaren. |