Het
uitzien naar de grote
Gever van al het goed. Het
kan zo in het leven zijn
dat we kijken naar al hetgeen ons wordt geschonken. En we belijden met
hart en
mond dat het de Heereis , Die
het ons
geeft. We zingen het uit volle borst. Wat
is de Heere groot en wat is Hij goed. We leven vanuit de liefde en
vanuit het
geloof. Het komt goed. We zijn er van overtuigd. Want de Heere zal
nooit laten
varen wat Hij begonnen is. Tot
er een moment komt
waarop het lijkt dat alles wordt toegesloten. Het wordt donker. De
weldaden
zien we niet meer. Althans, we kunnen ze er niet meer voor houden.
Waren ze wel
van de Heere. Of hebben we onszelf wat wijsgemaakt? Het geloof is
verdwenen.
Het is donker. Ja het wordt steeds donkerder. We weten er geen raad
mee. Wat is
het dat dit is. Heeft de Heere me vergeten. Heeft Hij me verlaten.
Staat er wat
tussen Hem en mij? Vergeet Hij me voortaan goedgunstig te zijn? We
moeten er
ons toe zetten de zegeningen te tellen. Ja, maar het is zo moeilijk ze
ervoor
te houden. Want is
het niet zo dat we met
alles wat we hielden voor genade ons voor eeuwig vergissen? Het wordt
nog
donkerder. Het wordt nacht. Tot
we ons ervan bewust zijn
dat we met alle weldaden die we hadden nu met lege handen staan. We
hebben
niets meer. Helemaal niets. En waarom is dat nu zo? Wat moeten we
leren. We
zijn geëindigd in de weldaden. Natuurlijk er is een Weldoener.
Op
dat moment ben je
dankbaar voor het donker wat is gekomen. Voor de streep die door de
rekening is
gehaald. Opnieuw is gehaald. Terugkijkend is het geen vreemde zaak in
het
leven. Keer op keer heeft de Heere gesproken in het leven wat achter
ligt. Keer
op keer wilde Hij in een weg van stilstaan de aandacht op Hem gericht.
Hij Die
een jaloers God is op Zijn eer zoekt degenen Die van eeuwigheid
geroepen zijn
om Zijn Naam groot te maken. Nu en straks voor eeuwig. In het pikdonker
van het
geestelijk leven komt een glimp van de bijzondere genade die zo nodig
is. Een
glimp van de Persoon Die achter de weldaden zit. Zeker is er geen
ontkennen van
eerdere gezichten op Hem. Maar er wordt duidelijk dat er zo snel een
leven komt
waarin we het kunnen doen met dat wat is geweest. De genade die er was
in de
zorg voor het dagelijks leven. Het is zo gevaarlijk met de weldaden de
Weldoener te vergeten. Wanneer de Heere Zich laat zien en Hij opnieuw
verschijnt is er altijd een terugleiden naar tijden dat Hij Zich liet
zien.
Naar tijden waarin het alles zo duidelijk was. De tijden waarin Hij
riep en
waarin de liefde in het hart werd gelegd. De keuze die toen in het hart
werd gelegd
wordt weer zo duidelijk zichtbaar. De wonderen die de Heere deed in die
tijden
worden herdacht. Zal God dan Zijn genade vergeten? Zal Hij niet van
ontferming
meer weten? Het geloof en het vertrouwen in ook deze donkere en
moeilijke
omstandigheden van het leven wordt niet beschaamd. De wens van die Hem
vrezen
wordt gegeven. Alle
dingen moeten
medewerken in het leven ten goede om de verslagen harten te vertroosten
en te
bemoedigen. Wat nodig is wordt gegeven aan onderwijs door hen die
bekwaam zijn
het Woord te openen. Zonder dat ze het weten. Nooit zal de Heere een
bidder
laten staan. Nooit zal Hij Zijn ellendige vergeten. Zeker het kan een
poosje
duren voor de gordijnen van het geloof weer open worden geschoven. De
Heere
leert eerst een les. En dan pas kan er gezongen worden van het heil wat
ook in
deze donkere weg is en wordt geschonken. |
|