Het
geloof is een gave van
God. De
Heere geeft door het
Woord en door de Geest het geloof. Het geloof is en blijft een gave van
God. De
Heere geeft het aan wie Hij wil. Op Zijn tijd en wijze. Hij onthoudt
het ook zo
wie Hij wil. De eis komt wel tot iedereen. Wie in de Zoon gelooft heeft
het
eeuwige leven. Maar wat is nu het geloof in de Zoon van God in het
dagelijks
leven. Er is een volkomen toevluchtnemend geloof. In de wetenschap dat
er
zonder Hem in handel en wandel geen enkel licht is voor tijd en
eeuwigheid.
Daarbij is er de belijdenis dat we komen met lege handen. Met de bede:
Ik
geloof, kom mijn ongelovigheid te hulp. Dat als we omkomen, we dan maar
omkomen.
Maar een andere weg dan omhoog zien we niet. Het is altijd in een
vastlopende
weg dat we deze dingen leren. In een sterven aan alles van onszelf. In
een
geheel uitgekleed worden van al onze bevindingen. Alleen lege handen
wil en kan
de Heere vullen met Zijn genade. Het is aan armen uit genade dat Hij
Zijn hulp
ter verlossing schenkt. Het
is goed om dagelijks
tijd te nemen om te overdenken of we dit
zo ook beleven. Of
er ook in deze geen
enkel recht of hoogmoed in ons hart leeft. In het bijzonder worden we
als leden
van de gemeente ertoe aangespoord in een tijd van voorbereiding op het
te
vieren Heilig Avondmaal. Er behoort dan het voortdurend gebed te zijn
om
hieraan niet voorbij te gaan. Er is door het ontdekkend licht van Gods
Geest
een terugzien op de tijd die achter ligt. Niet beleden zonden worden
voor ogen
gesteld. Verhoudingen die niet zijn zoals ze behoren te zijn. Er is
niet een
zoeken naar een jezelf te verontschuldigen. Maar een erkennen van al
datgene
wat niet was naar Gods wil en wet. In die nood alleen komt er voor het
eerst of
opnieuw de wetenschap dat de Heere afweet van alles wat zo gebroken
ligt door
de zonde. Dat in de eerste plaats. Doch ook van Zijn vergevende liefde.
Zijn
trouwe zorg. En de zekerheid van de mogelijkheid om elke dag weer
opnieuw te
mogen beginnen. In het erkennen dat het nooit wat zal worden in jezelf
ondanks
ook weer die nieuwe kans. In
de viering van het Heilig
Avondmaal ligt de hoop en de verwachting voor de toekomst. Voor alles
wat in
dit leven nog staat te wachten. Maar bovenal voor de tijd die komt als
het
sterven gaat worden. Zeker is het dat dan nog de laatste vijand teniet
zal
moeten worden gedaan. Dat stervensgenade maar eenmaal wordt geschonken.
Toch mag
er dan ook in deze wel eens een hoop komen dat ook die tijd met de hulp
van de
Heere zal kunnen worden doorstaan. De
Heere beloofde Zijn
kinderen geen kalme reis. Hij zegt echter in Zijn Woord wel dat de
uitkomst van
de dingen die we de Heere voor mogen leggen niet zal falen. Het leven
met de
Heere blijft een leven van genade. Van dagelijkse genade. Zoals
Mefiboseth
dagelijks aan de tafel van de koning mocht mee-eten. Zo zullen Gods
kinderen
elke dag weer opnieuw datgene ontvangen wat ze nodig hebben om te
groeien in de
Heere Jezus. Zo meer en meer Zijn Beeld gelijkvormig te worden. De oude
mens af
te sterven en het in alle dingen maar in alle ootmoed en nederigheid
van Hem te
verwachten. Nooit zullen ze beschaamd uitkomen die zo Hem vragen. Al
zullen de
antwoorden vaak niet zijn zoals ze dat zo graag zouden willen zien.
Anders,
maar beter zal later blijken. |
|