Hoogmoed
komt voor de val. Er
kunnen zulke bijzondere
tere momenten in het leven zijn. Je leeft voor je gevoel zo dicht bij
de Heere.
Je denkt dat het altijd zo zal blijven. Dat het nooit meer anders zal
worden.
De verhouding met de Heere ligt voor je gevoel helemaal vlak. Er kan
niets meer
tussen komen en er ligt niets tussen. Zo wordt het ervaren. En zo wil
je het
houden. Velen
herkennen het. Doch
voor het gevoel is het vaak een verleden tijd geworden. Er zijn andere
tijden
in het leven aangebroken. En het is niet meer zoals het was. Althans zo
wordt
dat ervaren. Dat zegt je gevoel. En dan wordt gezongen: och wierd ik
derwaarts
weer geleid. Er kan zo het verlangen zijn naar dat tere leven. Naar dat
bijzondere gevoelsleven. Wat voor het gevoel zo ver is geweken. Er
zijn voor een ieder in
het leven mensen nodig die ons kunnen onderwijzen in situaties waarop
de
twijfel en de vertwijfeling lijkt toe te slaan. Zeker is het Woord bij
uitstek
ons een Helper. Doch zoals de Moorman nodig had dat het Woord hem werd
uitgelegd, zo hebben Gods kinderen dit bij tijden ook nodig. Er is nu
eenmaal
onderscheid in de trappen van de genade. Zuigelingen hebben melk nodig.
Zo ook
de kleintjes in de genade. Anderen krijgen meer vaste spijze. Wat ook
in het
geestelijk leven zo is. Uiteindelijk moeten we niet als een zuigeling
blijven.
Maar worden we geacht te groeien in en door de genade. En daarvoor is
het goed
door anderen onderwezen te worden. Ons door anderen te laten
onderwijzen. Niet
denkend dat wij het weten en anderen de les kunnen lezen. Maar
daarentegen ons
te laten onderwijzen door hen die van de Heere meer hebben geleerd en
daar
anderen zo graag mee willen bereiken. Dat vergt geen hoogmoed. Geen
eigengereidheid. Want zolang is er geen plaats voor. Men heeft het
bijzonder
met de Heere getroffen. Voor het gevoel. En zo zal het blijven. Maar
een stand
in het genadeleven wat open staat om te blijven luisteren is nodig. Hoe
het ook
tegen onze hoogmoed strijdt. Wie
van de troon af komt
door genade zal zichzelf verfoeien in stof en as. Ziende hoe de houding
is
geweest ten opzichte van hen die het goede met hen voor hadden.
Hoogmoed zit in
ieders hart van nature. De Heere weet dit en komt dan met Zijn
straffende en
kastijdende hand. Om uiteindelijk te leren dat in de diepte alleen
onderwijs op
zijn plaats is. Daar alleen wordt geluisterd. Want daar alleen weet men
niet
meer hoe het verder moet. Gods
kinderen weten uit
eigen leven dat de Heere deze wegen vruchtbaar wil doen zijn. Standen
in het
genadeleven waarbij het donker is. En men als het ware voor eigen
beleving is
vastgelopen. Opnieuw is vastgelopen. Zo hebben ze oog gekregen voor de
stand in
het genadeleven bij anderen. Er is herkenning uit eigen ervaring.
Wetend dat
slechts opnieuw vastlopen een opening geeft tot ontvangen van meer
genade. Wat
tot het laatste zo nodig blijft. Genade voor genade. Om te groeien in
de
genade. Het
kan heel lang duren voor
mensen het opgeven. Graag zijn ze immers gevierd. Ook in het
genadeleven. Ze
hebben voor eigen beleving de wijsheid in pacht. Genade voor genade
ontvangen.
En het kan niet meer stuk. De Heere weet met Zijn kinderen raad.
Wachten is het
tot wordt gemerkt dat mensen niet meer weten hoe het verder moet. En
als de
nood het hoogst is, dan is de redding nabij. Dan kan zelfs iemand die
niet
wordt geacht door een mens in zijn hoogmoed voor zo'n nu nooddruftige
van grote
waarde zijn. En
dat geeft dan banden. Een
mens met genade weet wat
hoogmoed is. Hij weet wat het is om verbroken te worden. Maar hij weet
ook hoe
snel hoogmoed weer hoogtij viert. Het blijft de strijd tegen het eigen
ik. Hoe
vaker van de troon
afgevallen, hoe meer genade is verkregen. Dat zijn dan de mensen van de
praktijk. Die de weg aan anderen uit kunnen leggen. Als een vader en
als een
moeder in Israël. Vanuit de liefde van het hart. Een mens, gezonden
door de
Heere Zelf. Waar voor een hoogmoedige van zichzelf plaats voor wordt
gemaakt. In
de diepte. |
|