Volgen Het
leven met de Heere is
een leven van volgen. In hun doen en laten zullen ze tot onderwijs zijn
van
velen. Het is de belofte die overal met hen meegaat. Woorden zullen in
de mond
worden gelegd. De stormen van het leven zullen hen nergens bespaard
worden.
Maar steeds weer is het de ervaring dat de Heere redt uit die alle.
Rijker en
sterker komen ze uit elke verzoeking. In Woord en Daad zullen ze een
getuige
zijn van Hem. Velen zullen van hen kunnen leren. Tenminste, die daar
open voor
staan. Steeds weer zullen ze ook zelf lessen ontvangen. Mensen zullen
tegenvallen. Zichzelf vallen ze bovenal niet mee. In alle vragen en
benauwdheden hebben ze de Heere nodig. Ze zult ervaren dat het tot het
laatste
toe zo zal blijven dat ze geen voetstap zonder Hem kunnen zetten. Gods
kinderen vrezen niet.
Ze zijn niet bang uitgevallen. Ze gaan van stap tot stap verder.
Vertrouwend op
de Heere alleen. En elke dag ervaren ze de lessen van Boven.
’s Morgens is er
de vraag wat het vandaag weer zal worden. Maar eer het avond is hebben
ze het
antwoord gekregen. Meer en meer geoefend en gelouterd. Zo moeten ze
allen door
het leven. Een Luilekkerland wordt nergens in de Bijbel beloofd. Hoe
mooi het
alles ook kan lijken of schijnen. Welke weg ze ook inslaan of opgaan.
Een dag
zonder de oefeningen door Woord en Geest is een verloren dag. Zo wordt
het waar
wat het betekende toen de Heere in het Woord de belofte gaf van het
dagelijks
te worden begenadigd. Zoals Mefiboseth elke dag mocht eten en drinken
van de
tafel van de Heere, zo vervult Hij dit in het leven van al de Zijnen. Een
gewezen weg kan moeilijk
lijken. Zwaar. Onmogelijk. Vol vragen. Graag zouden ze in de toekomst
willen
blikken. Maar dan zouden het geen geloofsoefeningen zijn die de Heere
vraagt.
Hij vraagt een leven van onvoorwaardelijk volgen. Hij vraagt niet
weinig maar
het gehele hart. Kleintjes in de genade kunnen vaak zo gemakkelijk de
weg gaan
die gevraagd wordt. Hoe verder op de weg, hoe moeilijker het soms
wordt. En
toch mogen ze dan terugvallen op de dingen die eerder zijn gebeurd. Op
de
uitreddingen die er kwamen toen het alles zo uitzichtloos scheen. Zou
de Heere
dan veranderd zijn nu Hij groter dingen vraagt? Eerlijk moeten ze dan
belijden
dat dit niet en nooit zo zal zijn of worden. Hij sluit toe en opent.
Het waarom
en waartoe kan verborgen blijven. Maar dat de weg voor Gods kinderen
altijd een
weg is in Gods plan is hen duidelijk. De Heere heeft hen niet nodig,
maar wil
hen gebruiken op de plaats waarheen Hij wijst. In die weg wil Hij ook
weer de
nodige oefeningen voor het persoonlijk leven geven. Het
kan een poos zo
toegesloten lijken. Het lijkt alsof er geen licht meer is van Boven.
Het alles
heeft te maken met het gevoel waarop al Gods kinderen zo graag steunen.
De
Heere leert dat Hij juist dan het geloof oefent als er schijnbaar geen
tekenen
zijn van de Heere. Dan wordt ervaren hoe Hij op Zijn tijd en wijze
opnieuw
overkomt. Springend over de heuvelen. Om Zich in Zijn schoonheid te
laten zien.
Dan wordt ervaren hoe in de tijd van schijnbare duisternis toch de
dragende
hand van de Heere Zelf was. Hij was er wel, terwijl ze Hem niet in hun
beleving
zagen. Maar zalig zijn immers zij die niet zien en toch geloven. Zeer
verheugd en verblijd
wordt de weg vervolgd. Misschien schijnbaar onmogelijk. Misschien vol
vragen. Maar
het antwoord wordt niet door henzelf gegeven. Op Zijn tijd en wijze zal
Hij
helder en duidelijk spreken. Een oase in de woestijn. Een rustplaats om
even op
adem te komen. Om daar te zingen van de trouw van Hem. Van Zijn
bijzondere
wijze van handelen met mensen. Dan klinkt het lied: Kom ga met ons en
doe als
wij. Overal worden mensen ontmoet. Een scheiding loopt er door.
Enerzijds loopt
een grote schare op een brede weg. Ze leven zonder zorgen en zonder
vrees naar
datgene wat ze zelf goed denken. Aan de andere kant loopt een smal pad.
Hierop
gaan zij die geroepen zijn uit de duisternis tot Gods wonderbaar licht.
Het
licht wat ze zo vaak niet zien. Maar waarvan ze met zekerheid weten dat
het er
is. Want hoe donker ook hun weg mag wezen, Hij ziet in gunst op die Hem
vrezen.
|
|