Geen
ding bij geval. We
belijden het zo trouw.
Dat er niets ons bij geval overkomt. Dat alles wordt bestuurd en dat de
Heere
overal zo Zijn wijze bedoelingen mee heeft. Dit geldt niet alleen voor
de
dingen die zo heerlijk en zo goed zijn. Het gaat ook de moeilijkste
omstandigheden
aan. Dingen die we zo gemakkelijk als een ongelukje of een
toevalligheid
benoemen. God de Heere regeert. Hij maakt het zo dat alles Zijn doel
heeft.
Vaak zien we dat niet. We hebben van nature immers blinde ogen. En we
zijn doof
voor Zijn stem. Doch wanneer we door de Heere bij de arm worden gepakt
en met
de neus op de feiten worden gedrukt, dan zullen we er niet aan ontkomen
Hem te
raden. Hem te vragen wat Hij ons, niet alleen in voorspoed, maar ook in
datgene
wat we denken dat ons tegenzit heeft te zeggen. Wanneer
we zo leven dat we
alles, maar dan ook alles gaan zien als de besturing van God, we
krijgen een
geheel ander leven. Niet dat we op de omstandigheden gaan zien, maar we
gaan
met die omstandigheden wel naar de Heere. Met de vragen die het ons
geeft. Met
de gedachten die we hier of daar over hebben. Heere, wat heeft u mij te
zeggen.
We komen dan al direct op het persoonlijk vlak. Want hoe dikwijls
vullen we
datgene wat plaatsvindt in voor die ander. De Heere wil immers vast die
of die
een lesje leren. Doch wat heeft de Heere mij nu te zeggen in het kwaad
wat die
ander is toebedeeld. Dan hebben we genoeg. En komen we aan oordelen en
veroordelen niet meer toe. Leven
met de Heere is het
vragen aan Hem in alles wat ons in dit leven toekomt. Hetzij voorspoed,
of
tegenspoed. Hetzij geluk, hetzij verdriet. Hetzij rijkdom, hetzij
armoe. Hetzij
werk, hetzij geen baan. De Heere kent Zijn kinderen. En als we mogen
geloven
dat Hij ons kent, dan zorgt Hij voor alles en allen. Dat kan in een
vertroosting. Een bemoediging. Maar soms kunnen we ook tegenslag nodig
hebben.
Om meer gelouterd te worden. Meer geoefend. Dit eenvoudige leven met de
Heere
is een afsterven aan jezelf. Het is een zeker weten dat we niets van
onszelf kennen
en niets kunnen. Dat we de Heere bij alles nodig hebben. En dat Hij het
in ons
leven voor het zeggen heeft. Hij wijst de weg. In alle omstandigheden.
Niets,
maar dan ook niets is Hem onbekend. Alles
komt van de Heere
Zelf. Ook de weersomstandigheden. Regen, zon, maar ook sneeuw en ijs.
Juist op
dat moment geeft Hij datgene wat Hij goed acht. En wanneer we dan in
eigen
leven kijken, dan geeft ook dit zo zijn vragen. Want immers kunnen we
zo vaak
niet gebruiken wat ons wordt toebedeeld. We waren immers zo geheel
andere
dingen van plan. We konden het immers geheel anders gebruiken. Het
achter de Heere aankomen
is een leven wat moeilijk lijkt. Maar zo geheel gemakkelijk is. Wanneer
we nu
mogen geloven dat de Heere voor ons zorgt. Dat Hij dat geeft wat Hij
goed denkt,
dan is er veel minder zuchten, veel minder opstand, veel minder klagen.
Maar
alleen met gevouwen handen wachten. Wachten op dat wat de Heere
beschikt. Nee,
het is dan geen lijdelijkheid. Het is geen gemakzucht. Het is een
gelovig
opzien naar de Heere. Een gelovig vertrouwen op Hem. Die beloofd heeft
dat Hij
nooit diegenen zal vergeten of verlaten die het van Hem verwachten. Ja,
kortom,
diens val zal Hij niet gedogen. |
|