Welkom
in de strijd.
Strijd is Gods kinderen in het
leven
niet onbekend. Vroeger zeiden onze oudjes: welkom in de strijd. De
catechismus
leert ons van de driehoofdige doodsvijand. Het is de strijd tegen de
wereld, de
duivel en het boze hart. En iedere dag komt een christen erachter hoe
zwaar
deze strijd in het leven is. Het Woord leert ons dat wij God hebben
lief te
hebben boven alles. Maar ook onze naaste als onszelf. Aan deze twee
geboden
hangt de ganse wet en de profeten.
God eist van
ons in het eerste en grote
gebod dat wij zijn geboden onderhouden. Het is dan ook een voortdurende
strijd
tegen de zonde. Ontdekkend licht van Gods Heilige Geest leert ons dat
er in de
mens geen goed woont. Na ontvangen genade begint de strijd tegen de
zonde.
Meerdere ontdekking leert minder zonde te doen. Maar groter zondaar te
worden.
Dit geeft een ootmoedige gestalte in het leven. En de roep: ik ellendig
mens.
Daarbij komt
de duivel met zijn
influisteringen. Geen heil bij God. Het zou de moed kunnen doen
verliezen. De
strijd maar opgeven. Het wordt toch nooit iets. Door verdere genade en
onderwijs leert Gods kind dat de Heere geen schuld in Zijn Jakob ziet.
Geen
overtreding in Zijn Israël. De zonde is en wordt geworpen in
een zee van
eeuwige vergetelheid. En Hij gedenkt ze niet meer. In die weg wordt het
wonder
van de genade steeds groter. En in dat geloof en vertrouwen komt er
plaats voor
de Christus in al Zijn schoonheid. God vraagt van Zijn kinderen Zijn
heerlijk Beeld
terug. Volkomen kennis, gerechtigheid en heiligheid. In een weg van
niet steeds
in vertwijfeling en angsten terug te vallen, werkt de Heere door Zijn
Geest
meerder genade uit. Hetgeen te vinden is in Christus, wordt door deze
derde
Persoon in het Goddelijk Wezen in Gods kinderen gelegd. Iedere dag is
er in
deze weg van schuld en vergeving plaats voor datgene wat de zaligheid
inhoudt.
Het leven van de genade is een voortdurende oefening op de leerschool
van de
Heilige Geest.
Och en ach
is de mens niet vreemd. Maar
deze mag nooit twijfel en vertwijfeling uitwerken. Het is een verbroken
hart en
een verslagen geest wat de Heere in deze weg aangenaam is. En in een
weg van
genade voor genade schenkt Hij de groei in het geestelijk leven. De
groei in
Christus. Het meer en meer vertonen van Zijn heerlijk beeld. De kennis,
de
gerechtigheid en de heiligheid. Het boek van de Spreuken leert hoe
inzicht en
wijsheid een vrucht zijn van het werk van de Heilige Geest. Ook het
boek der
Psalmen leert ons de bede om verstand met Goddelijk licht bestraald. De
Heere
is geen karig God. Rijk en overvloedig strooit de Heilige Geest het
zaad in de
weltoebereide aarde. En de Heilige Geest zal met het zaad doen wat Hem
behaagt.
Het zal vruchten voortbrengen. De ene mens draagt meer vruchten dan de
andere.
Maar in een weg van woekeren met talenten zal er toch een groei in ook
deze
genade gevonden worden. De vruchten van de Heilige Geest staan ons
beschreven
in de Galaten. Wijsheid, milddadigheid, matigheid, liefde,
barmhartigheid. Bij
ontdekkend licht over deze woorden zal opnieuw worden gezien dat men
altijd
weer tekort schiet. Dit bindt dan de strijd aan tegen het eigen ik.
Karakter,
aard en onhebbelijkheden zijn al drie ophouders op de weg om te komen
tot een
groter genade. En tot een meerder dragen van het beeld van Christus.
Hij, Die
nederig was van hart. Hij, Die als men Hem schold niet terugschold.
Hij, Die
als Hij leed niet dreigde.
De strijd
van een christen is een
dagelijkse oefenschool. Bij ontdekkend licht wordt meer gezien van de
verlorenheid van het eigen hart. Van de stand van het genadeleven wat
altijd
weer tekort schiet. Dit is een genade die zorgt voor een verhoogde
staat van
paraatheid tegen alles wat afkomt op het werk van de Heilige Geest. De
vernieuwing en de heiliging van het hart. Strijd hoort bij het leven
van een
christen. Strijdt gij om in te gaan zegt ons het Woord. Het is alleen
in deze
weg van sterven aan het boze om op te groeien in Christus. Ontdekking
brengt
voortdurend in de diepte. De strijd vindt plaats in de diepte. Het
bewaart voor
de hoogmoed. En in de diepte is altijd de Man met het rode Paard. In
een zien
op Hem zal de weeklacht en het geschrei steeds opnieuw veranderen in
een blijde
rij. De zak zal zijn ontbonden. En de vreugde vernieuwd. Zodat de
blijdschap
van het geloof weer is te zien.
|