Wijsheid. En wanneer doe je nu iets goed?
Wanneer ga je nu op de weg
die de Heere je wijst. Is het niet zo dat je achteraf vaak vraagt: Had
ik het
zo beter niet kunnen doen? Is de vaak schijnbare uitkomst niet vaak een
oorzaak
van veel twijfel en angst? Van een moment het niet meer te weten? Is
een
negatief resultaat geen oorzaak de duivel opnieuw een kans te geven? Wanneer de
Heere ons dingen aanreikt moeten we tevoren van
dingen ons goed bewust zijn. Het is de Heere Die ons een opdracht
geeft. Er is
geen twijfel mogelijk. En goedsmoeds beginnen we aan datgene wat de
Heere heeft
gezegd. Vast ervan overtuigd dat DIT toch zeker een positief resultaat
zal
hebben. Maar
nu komt het. Wat we toch zeker hadden verwacht komt
helemaal niet. Integendeel. Op datgene wat uit God was komt alles af.
De liefde
tot God en de naaste, die de bron was van datgene wat we ter hand
namen, wekt
weerstand. Er komt geen dankbaarheid of erkentelijkheid op datgene wat
de Heere
gaf. Wrok, wrevel, boosheid wordt gezien. En wanneer we nu niet zeker
wisten
dat het de Heere Zelf was Die harten neigde, we zouden in moedeloosheid
terneer
zitten. De
Heere oefent het geloof niet in de hoogte en in datgene
waarin we worden geëerd en geprezen. Hij is de Man Die in de
diepte de mirte
laat groeien. En in de aanvechtingen die van de duivel worden
geprobeerd te
werken ligt de vraag van de Heere. Hij wacht als het ware op datgene
wat we nu
zullen gaan doen. Eigen wegen toevoegen aan datgene wat uit Hem was? In
vertwijfeling proberen ons gedrag uit te leggen of te rechtvaardigen?
Of mogen
we vertrouwend en vol geloof onze opdracht aan de Heere teruggeven?
Heere, wij
hebben gedaan wat U ons hebt bevolen. En wat de schijnbare uitkomst op
dit
moment is, dat weet U ook. Maar Uw molens malen niet snel. Ze malen
langzaam.
En de uitkomst, die nu zo negatief en uitzichtloos lijkt, zal zeker
niet falen. Gods
kinderen gaan een weg apart. Gods kinderen met een
bijzondere opdracht voelen zich zo vaak de vreemdelingen op deze aarde.
Want
wie zal begrijpen welke de wegen zijn die de Heere in het leven met die
ander
gaat? Gods kinderen
weten uit
ondervinding dat de Heere vraagt gelovig te volgen. En uit die
wetenschap leren
zij dat ze geen recht hebben het doen en laten van anderen te
(ver)oordelen. Het
leven van Gods kinderen gaat niet zonder strijd. Niet
zonder vragen. Het leven van Gods kinderen is een leven lang de weg
gaan die de
Heere wijst. Om in die weg in allerlei oefeningen gelouterd te worden
in het
geloof en het vertrouwen. Het gaat met vallen en opstaan. Maar
uiteindelijk zal
de Heere datgene bereiken wat Hij beoogt. In een weg van loutering zal
Hij Zijn
beeld zien in diegenen die naar Zijn voornemen zijn geroepen. Na deze
zullen ze
het belijden: Het was een zware weg. Het was niet altijd gemakkelijk.
Maar in
de golven van de zee was de Heere. En Hij redde uit alle benauwdheden. |
|