Onderzoekt
uzelf nauw. Wanneer
je met één vinger
wijst naar een ander, er wijzen altijd drie naar jezelf. Dat is een
gegeven. En
daar kan je wat mee doen. Je moet dat echter wel willen. Het
is nooit betamelijk naar
een ander te wijzen. Want wie zijn wij dat we een ander zouden
oordelen. Toch
gebeurt het. Te pas en te onpas wordt een vinger uitgestoken. Er wordt
gepraat
over de ander. Achterklappen zoals dat heet. Maar ook wordt veel
verwijtend
gesproken tegen hen. Altijd is er wel iets wat we dan de moeite waard
vinden om
die ander op aan te spreken. Dan weer deugt dit niet. En dan weer dat.
Het
lijkt wel alsof het bij die mensen past. Eén
ding is duidelijk: als
je wat hebt tegen die ander, je wijst van jezelf af. Tenminste, dat
denk je.
Want zoals hierboven werd aangegeven: wanneer je
één vinger naar die ander
uitsteekt, er wijzen nog altijd drie naar jezelf. Het is dan ook goed
om er
eens mee te stoppen. Je hand op je boezem te leggen. En aan jezelf te
vragen:
wie ben ik nu zelf. Wat doe ik nu zelf. Waar ben ik mee bezig. Hoe is
mijn
leven. Wanneer je jezelf gaat zien zoals het Woord daarover spreekt,
het is uit
met die vinger naar de ander uit te steken. Je praat niet meer over die
ander. Je
komt erachter dat je genoeg hebt aan jezelf. Voor eens en altijd.
Alleen, dit
blijft een gevecht zul je merken. Hoe snel verval je namelijk weer in
dat oude……. Er
is genoeg om jezelf te
schamen. Ja, om jezelf weg te schamen. Het zijn niet de zonden van
vandaag en
gisteren. Maar wat in het verleden is geschied komt je helder voor
ogen. Het
wordt een tijd van tranen en berouw. Want dan eerst wordt gezien hoe
groot de
kloof is tussen mensen enerzijds en God aan de andere kant. Die kloof
dreigt
steeds groter te worden bij meerder ontdekkend licht. Bij meerder
kennis van
jezelf. Hoe is het toch mogelijk dat je daar zo blind voor was vraag je
jezelf
af. Blind voor jezelf. Denkend dat je zelf heel wat was. Dat het met
jezelf wel
meeviel. Het is het ontdekkend licht van Gods Heilige Geest wat een
helder en
duidelijk beeld geeft van jezelf. Dan wil de Heere ook het Woord en zo
de
prediking gebruiken om nog dieper te graven. En meer gruwelen van
jezelf te
zien. Hoe groot en hoe wonderlijk is het dan wanneer de Heere Zelf Zich
ermee
gaat bemoeien om als Borg en Middelaar tussenbeide te komen. Hij geeft
je het
geloof dat Hij de zonde, ja jouw zonde,
heeft willen
wegdragen. Ze zijn
geworpen in een zee van eeuwige vergetelheid. Vanaf
dan wordt alles anders
in het leven. Er wordt niet meer gesproken over de zonden van anderen.
In de
zin van zelf beter te zijn. Er wordt gesproken over de Weg Die ten
leven leidt.
De zaligheid voor slechte mensen. Waarvan je dan jezelf hebt gezien als
de
aller-slechtste. Het wonder van de genade voor mensen die zichzelf
hebben
gezien. Genade leert dat dat wonder steeds groter wordt in het verdere
van het
leven. Want mensen met genade worden geheiligd maar zijn geen heiligen.
Ze
vallen nog dagelijks in zonde. En het beste wat ze voortbrengen is met
zonde
bevlekt. Zelfkennis
doet anders
omgaan met een medemens. Ook met die medemens die volgens wie dan ook
in de
zonde is gevallen of in de zonde leeft. Met een boodschap, ja met de
Boodschap
van het evangelie van vrije genade worden allen die uit de duisternis
zijn
geroepen tot Gods wonderbaarlijk Licht evangelisten. Het is hun liefste
wens om
anderen aan te sporen de weg ter zaligheid te betreden. Ja hen voor de
Heere te
winnen. Dan klinkt hun lied: kom ga met ons. Het is afgelopen dat men
denkt in elk geval
beter te zijn dan wie dan ook. Genade
leert blij en
verheugd te zijn met allen die mogen getuigen van dat nieuwe leven met
de
Heere. Ja er is gunning voor een ieder. De Heere brengt ook zeker die
mensen op
hun weg waar ze in deze iets voor kunnen betekenen. Om hen die Weg, die
Waarheid en dat Leven voor te houden. |
|