Het zien op
Jezus. In het zien op Jezus worden zoveel dingen duidelijk. In Zijn gang naar het kruis was er die onnoemelijke zware strijd. Om de weg tot God weer open te maken. Een mogelijkheid te creëren tot het opnieuw kind te mogen zijn van een Vader, Die zorgt en liefheeft. En in het leven van alle dag wordt in een weg van opmerken gezien hoeveel goeds er is ontvangen. Het opstaan na een nachtrust. Eten, drinken en kleding. Maar ook is er op een mooie voorjaarsdag het genieten van de zon. De mogelijkheden om de natuur op te zoeken. Misschien nog het samen zijn met goede vrienden om zo een fijn gesprek te hebben. Dan kan het ’s avonds wel eens een gevoel van ootmoed en ontroering geven. Zoveel goeds tegen zoveel kwaad. En alles voortkomend uit het volbrachte werk van de Heere Jezus. In het leven van alle dag zoekt de Heere deze zogenaamde dankbaarheid. Want opmerken is beter dan brandofferen. De
Heere is gekomen om mensen weer terug te brengen tot God de Vader. Hen
te
verlossen van het grootste kwaad. En te brengen tot het hoogste goed.
In een
weg van vergeving van zonden is er een nieuw leven. Wat hier in het
beginsel
wordt ervaren. Het is niet altijd een zien van het licht. Maar het is
de duivel
die wijst op alles wat wordt gemist. Om zo de weldaden die ontvangen
worden
niet meer te zien. De Heere wordt niet moe om te zorgen voor mensen die
Hem
vergeten of verlaten. Hij zoekt in die bemoeienis met hen, harten tot
Hem te
bekeren. Van boze wegen af te halen. En de smalle weg ten leven te
bewandelen.
Het
zien op Jezus is de weg tot God. Hij zegt van Zichzelf: Ik ben de Weg,
de
Waarheid en het Leven. Wie Mij gezien heeft, die heeft de Vader gezien.
En dit
alles door de Heilige Geest, Die in het hart is komen wonen. Waar de
liefde tot
deze drie-enige God gewerkt wordt. En de uitroep wordt gehoord: Lieve
Vader,
lieve Zoon, lieve Heilige Geest. Ik houd van U alle drie evenveel. De
Heere Jezus heeft in gehoorzaamheid aan Zijn Vader het gehele
verlossingsplan
een feit gemaakt. En wie gelovig tot Hem vlucht zal deel mogen krijgen
aan Zijn
weldaden. Waarbij dankbaarheid een vrucht is van genade. Daarbij wetend
dat
geen enkele gave vanzelfsprekend is. In een weg van meerder ontdekkend
licht
zal meer ootmoed worden gewerkt. En in die weg van dankerkentenis zal
een meerder
aanhankelijk leven komen. Er
is genade voor genade voor elk die tot Hem vlucht. Niemand zal
uitgeworpen
worden die het oog op de Heere Jezus leert slaan. Elke dag zal een gave
zijn
van Boven. Om met de geschonken krachten in Gods wijngaard als een
lichtend
licht en een zoutend zout in de voetstappen van de Heere te gaan. Te
volgen
waar Hij ook heengaat. Met de wetenschap dat het geen kalme reis zal
zijn. Maar
op Gods tijd en wijze zullen er toch de tijden zijn van het proeven en
smaken
dat de Heere goed is. Om daarna de reis weer te hervatten.
Het
geloof is een gave van God. Het geloof in oefening zal groeien en
gelouterd
worden in dit leven. Dit zal het hart vernieuwen. Louteren en heiligen.
Want
zonder de heiligmaking is er geen zaligheid. Dat hart leert zingen:
Leer mij
naar Uw wil te handelen. Ik zal dan in Uw Waarheid wandelen. |
|