Een
scherp zwaard
De
hele wereld ligt voor God verdoemelijk door de zonde.
Hij wil en kan met het minste geen gemeenschap hebben. Het ergste is
dat mensen
dit helemaal niet weten of beseffen. Slapend gaan ze door het leven.
Niet
wetend dat het zomaar eeuwigheid kan zijn. En dan? Velen staan er niet
bij
stil. Zijn van mening dat het dan wel allemaal afgelopen zal zijn. Het
Woord
leert dat het anders zal zijn. Iedereen zal voor de rechterstoel van
Christus
moeten verschijnen. Daar zal hij alles wat in dit leven uit zijn hand
is
gekomen meedragen. Hetzij goed, hetzij kwaad. En dan zal er geoordeeld
worden
of dat voor God kan bestaan. Of het dus in of buiten Christus is. Vroom
praten
is niet zo moeilijk. Maar ons leven zal er wel naar moeten zijn. Er is
geen
mens die recht heeft ons te (ver)oordelen. Doch eenmaal zal God Zelf
Zijn
oordeel uitspreken over ons. Dan zal er geen discussie meer mogelijk
zijn. Waar
de boom valt daar blijft hij liggen.
Van
onszelf staan wij bij dit
alles niet of nauwelijks stil. Alleen Gods Geest overtuigt een mens van
zonde,
gerechtigheid en oordeel. En het is nodig aan Gods kant te vallen. In
die
volledige overgave alleen is er hulp te verwachten om straks zonder
verschrikken voor Hem te verschijnen. In dit leven zal er een wonder
moeten
gebeuren. Van de duisternis moet een mens overgezet worden in het
licht. Hij
moet van een mens die ligt onder de toorn van God worden tot een
aangenomen
kind van God. Daartussen ligt de vergeving van zonden door het bloed
van de
Heere Jezus Christus. Dat is een zaak van het geloof. Het geloof is een
gave
van God. Maar op Zijn tijd en wijze werkt Hij dit in het leven uit. In
een weg
van eerlijk makende genade komt de mens schuldig te staan voor God. Hij
ziet
dat hij op weg is naar een eeuwig verderf. Dat het een vastlopende weg
is als
het blijft zo het nu is.
Om
deze woorden lacht de wereld.
En de godsdienst weet ook niet wat het bevindelijk is. Alleen Gods
kinderen
verstaan deze taal. En welzalig is het volk dat dit geklank kent, zingt
de
psalmist. Zij kiezen de welgebaande wegen. Zij gaan in het licht van
Gods
aangezicht steeds maar verder. Hun weg is geen geplaveid pad. En steeds
opnieuw
komen ze de beren en leeuwen tegen, die hen zoeken te verscheuren. Hen
gelden
de beloftes van God. Zijn zullen aan geen hinderpaal zich stoten. Hun
jeugd
wordt vernieuwd. Ze gaan van kracht tot kracht steeds voort en ieder
van hen
zal zonder verschrikken voor God verschijnen. Zij hebben de God van
Jacob in
hun leven tot hun hulp.Al gaan ze ook door een dal van schaduwen des
doods, ze
behoeven geen kwaad te vrezen. Dat het in de praktijk altijd zo is, dat
is
anders. Het zal zo altijd een oefenschool blijven zorgen en problemen,
verdriet
en pijn in Zijn hand te leggen. Daar is het goed en veilig. En de
uitkomst zal
zo nooit falen. Door een weg, hoe zwart en hoe dicht, leidt Hij altijd
naar het
eeuwige Licht.
Gods
kinderen zijn zeer
benijdenswaardig. Niet om de zorgen die vaak keer op keer op hun weg
komen. De
ene zorg is vaak nog niet voorbij, of de andere dient zich alweer aan.
Gods kinderen
weten dat ze in het spoor van hun Koning gaan. Dat wil zeggen dat ze
bespot en
veracht zullen worden. Dat hoon en gelach hun deel zal zijn. Dat is
niet anders
dan hetgeen hen is voorspeld in het Woord. Ze hebben Mij gehaat, ze
zullen het
ook u doen. Overal waar Gods kinderen komen zullen ze bemerken dat er
een
scheiding dwars doorheen gaat. Het zijn Gods kinderen aan de ene kant.
En zij
die nog voor hun eigen rekening leven aan de andere.
Velen
zijn tegen deze scherpe
woorden. Maar Gods Woord is scherper dan een tweesnijdend scherp
zwaard. Het is
voor of tegen. In of buiten Christus. En een andere mogelijkheid is er
niet.
Natuurlijk zouden we wel een beetje gemakkelijker de weg willen
bewandelen. Een
beetje water bij de wijn doen.
Doch het is duidelijk: we kunnen niet God en
de mammon dienen.
|