Ik
heb altijd geschreven. Soms was het nodig om hetgeen in mijn leven
gebeurde te verwerken. Zoals in de tijd na het overlijden van mijn
broer Geert. Want wat had zijn leven ook een impact in mijn leven
gehad. Eigenlijk weet niemand hoe het precies is geweest. Ik denk ook
dat niemand het zou geloven wanneer ik het zou vertellen. Nadat ik het
alles had opgeschreven kon ik er mee omgaan. Alhoewel de pijn uit het
verleden nooit helemaal weg zal gaan. Ook had ik uit belangstelling wel eens een cursus schrijven gevolgd. Dat alles kwam me wel ten goede toen ik de vraag kreeg een boekje over het leven van mijn vader te schrijven. Lang heb ik geaarzeld. Zou ik dat nu wel moeten doen. Maar uiteindelijk kreeg ik de vrijmoedigheid en zijn inmiddels meerdere boeken van mijn hand verschenen. Of er nog meer zullen volgen weet ik niet. Soms denk ik dat het wel genoeg is. Ik geef het maar over. |
|
De
weg van het geloof…… De Heidelberger Catechismus
is duidelijk. Welke drie stukken zijn nodig om gekend te worden in het leven.
Ten eerste: Hoe groot mijn zonde en ellende is. Ten tweede: Hoe ik daarvan
verlost ben geworden. Ten derde: Wat is dan mijn dankbaarheid. Die dankbaarheid is een stuk
wat het hele verdere leven zichtbaar zal zijn. En het begint altijd met de vraag:
‘Wat wilt U dat ik doen zal, Heere?’ Het leven vanuit de dankbaarheid is een
afhankelijk leven met de Heere. Het is een weg in gaan achter Hem aan. Het is
niet een weg met verdergaan waar je was gebleven. Nee, de Heere wijst de weg.
Helder en duidelijk. Het is een gaan in de weg die Hij wijst. Dat is te lezen
in Zijn Tien Geboden. Steeds weer en steeds opnieuw zo gaan. Vertrouwend gaan
in die weg. En ondervinden dat de doornen uit de kroon die op het hoofd van de
Heere Jezus werd opgedrukt prikken. Elk van Gods kinderen krijgt te maken met
die doornen. Geen van Gods kinderen gaat een weg zonder doornen. Altijd weer
zullen ze ervaren dat het leven met de Heere hier geen hemel op aarde is. Geen
glijbaantje naar de hemel. Het is een leven vol moeite en strijd. En alleen zij
die de eindstreep halen zullen voor eeuwig bij God in de hemel komen. De weg die de Heere wijst is
een weg in gaan in het geloof. Het geloof dat de Heere de weg heeft gewezen en
dat Hij niet en nooit je in de steek zal laten. Want Hij is het Die deze weg
van je vraagt. Hoe moeilijk en hoe zwaar die weg ook zal zijn of worden. In die weg vol moeite en vol
verdriet wil de Heere je verder leiden. Hij wil je verder oefenen. Hij wil je meer
en meer heiligen en louteren. Steeds meer van die oude mens wordt gekruisigd.
Steeds meer moeten we afleren het van onszelf te verwachten. Het moet een zeker
weten zijn en blijven: De Heere wijst de weg. Wij moeten volgen. En Hij zal
voor ons de weg banen en blijven wijzen. De ene keer zal het een weg zijn die
gemakkelijk begaanbaar lijkt. Maar meest zal het een weg zijn vol doornen en
vol distels. In die weg wordt het geloof geoefend. In die weg wordt het
vertrouwen beproefd. Steeds opnieuw is het leren dat we niet zonder de hulp en
de leiding van Gods Geest Zijn weg kunnen gaan en blijven gaan. Zodra we echter
eigen wegen gaan zal deze weg vastlopen. De Heere onderwijst elk van
Zijn kinderen in een persoonlijke weg. Dat is de weg van de bevinding. Van de
ondervinding. Hij weet wat ze nodig hebben. Hij weet ook wat ze aankunnen. Hij
heeft hun schouders gemeten. Hij alleen is de Kenner van het hart. Al Gods
kinderen moeten leren van mensen af te zien. Op prinsen niet te vertrouwen.
Maar op de Heere alleen. Die op Zijn wijze hen leidt op de weg die Hij wil dat
ze gaan. Zeker, in het begin zijn ze vol goede moed. Ze denken het allemaal wel
te weten en ze denken het allemaal wel aan te kunnen. Maar toen Petrus
overboord stapte op de golven dreigde hij al snel te verdrinken. Wat een
voorrecht dat hij toen om de juiste Redder riep: ‘Heere, help. Ik verga!’ De weg van de dankbaarheid
lijkt zo mooi. Zo heerlijk. Zo bijzonder. Maar alleen in Gods kracht en met de
hulp van Gods Geest zal een kind van God in het gaan van de weg tot het einde
toe kunnen volharden. |
|
Ontdekkend
licht. Gods Geest leert aan een
mens niet dat het wel goed met hem gaat. Dat gebeurt niet omdat een mens dan in
hoogmoed van Hem afdwaalt. God houdt zijn kinderen klein en aan de grond. Gods
Geest leert mensen dat het een wonder is en blijft dat ze ook maar één vrucht
voortbrengen en dat ze zalig zullen worden kunnen ze, ziende op zichzelf, niet
bevatten. Het is alles Gods genade. Dit leert Gods Geest in de weg van
ontdekking aan jezelf. Wanneer Gods Geest de
waarachtige bekering werkt in het hart, dan gaat iedereen meer en meer merken dat
ze terecht zijn gekomen in strijd. Een strijd die ze als het moeilijk wordt
dreigen op te geven. De strijd tegen de wereld, de duivel en het eigen boze
hart. Die strijd is iets wat een heel leven duurt. In die strijd groeien ze
niet in de lucht. Omdat het volgens hen beter met hen gaat. Maar ze leren
bukken en buigen en zo wortelen in de diepte. Ze worden dus geen grote mensen.
Maar klein, heel klein. Bang om te zondigen. Bevreesd er niets van terecht te
brengen. Ze moeten dagelijks van genade leven. Want anders zal het ziende op
zichzelf nog omkomen zijn. En wie volharden zal tot het einde, die alleen zal
zalig worden. Dat arme zondaarsleven geldt
gemeenteleden. Maar ook predikanten! Grote predikanten begrijpen niet dat er
mensen zijn die niet naar de kerk komen. In zichzelf onwaardige predikanten
begrijpen niet dat er nog één mens naar
hen komt luisteren. Zij vragen zich keer op keer af of zij niet de
oorzaak zijn van het wegblijven van leden. Ze zoeken de oorzaak bij zichzelf. Zelfkennis doet inderdaad
pijn. Het kost strijd om te vechten tegen jezelf. Tegen alles wat er in dat
boze hart leeft. Maar ieder van Gods kinderen zal te maken krijgen met de zonde
die blijft. En dat is de boezemzonde. Een zonde, waar ze niet vanaf kunnen
komen. Het is de hoogmoed. Dat is de mens van nature ingebakken. Het willen
zijn als God. Ja, het uiteindelijk beter willen weten dan God. En wie hier niet
aan ontdekt is moet nog echt heel veel leren. Wie de zonde van de hoogmoed
inleeft wordt inderdaad een ander mens. Die staat niet te springen en te
juichen. Die komt op de knieën terecht en roept het uit: Wees mij de zondaar
genadig. Die krijgt een afkeer van zichzelf. Van die oude mens buiten Christus.
Die verfoeit zichzelf in stof en as. En leert steeds meer begrijpen van het
wonder van genade. Dat de Heere toch om wil zien naar een mens zoals ik ben. Die mensen kan de Heere
gebruiken. De Heere heeft geen mensen nodig die hoog van zichzelf denken. Hij wil mensen in Zijn dienst gebruiken die het
net als Mozes leren het uit zichzelf niet te willen en niet kunnen. |
|
Wat
is Gods weg? Er is een volk op deze aarde
dat niet anders zoekt dan Gods weg. Daar zoeken zij naar. Eenmaal is hen de
rust opgezegd. Ze werden er zich van bewust dat ze buiten God leefden. Dat ze
zo voor God nooit zouden kunnen verschijnen. Ze hadden zichzelf gezien. Buiten
Adam en buiten het Paradijs. Ze waren
verloren. Voor eeuwig verloren. Er kwam een zoekend leven. Tot de Heere Jezus
hen werd voorgesteld. Hij was de Weg om van de straf te ontkomen. Alles in deze weg heet
werkzaamheden. Die werkzaamheden worden door Gods Heilige Geest gewerkt. Die
Heilige Geest zal ook nooit meer weggaan uit het leven van hen die door de
Vader zijn gekend. Want die Heilige Geest werkt de volkomen zaligheid uit in
het leven van hen die naar Zijn voornemen zijn geroepen. Er is in een zoekend
leven niets van een mens bij. De Heilige Geest is de grote Werkmeester van de
zaligheid. En dan komt het aan op het geloof. Dat is een gave van God. Gewerkt
door ook weer de Heilige Geest. Het maakt het wonder zo
groot. Waarom is dat dan op mij gemunt. Daar zoveel mensen gaan verloren die
geen ontferming worden geschonken. In het geloof is er dus
vrijspraak van zonden door het bloed van de Heere Jezus. De staat van een mens
ligt vast. Ze kunnen niet meer verloren gaan. Maar in het leven gaat er
niets van een leien dakje. Ook niet bij Gods kinderen. Er zullen in het leven van
hen die God vrezen ook stormen komen. Die stormen zijn om het geloof te
oefenen. Om in die stormen zeker te weten dat het de Heere is Die nooit zal
laten varen wat Zijn Hand is begonnen. Hij heeft altijd een doel op het oog,
met welke storm dan ook. Dat wil niet zeggen dat de vrees er nooit meer is. De
discipelen waren ook in een storm op zee. Ze waren er vast van overtuigd dat ze
zouden vergaan. Maar, en dat is dan het toevluchtnemend geloof, ze gingen naar
de Heere Jezus. Zou Hij Zich dan niet om hen bekommeren? Zou Hij het wel goed
vinden dat ze zouden vergaan?Ze hadden Hem nodig op het moment dat ze het niet
meer wisten. En Hij redde hen uit de nood. Geloofsoefeningen worden
geleerd in het leven van alle dag. In dat wat tot mensen komt. In dat wat
mensen mee maken. Ja, altijd weer zal het leven met de Heere een zoekend leven
blijven. Een worstelend leven. Een leven vol vragen. De vragen van elke dag.
Want wat, o Heere, is vandaag Uw weg. Het is een gave van God te mogen geloven
dat de Heere in alle omstandigheden is. Want dat geeft vertrouwen. En rust. |
|
Gods verbond met mensen God heeft Zijn genadeverbond
met de mensheid opgericht. De Heere Jezus wordt daarbij de Middelaar van het
verbond genoemd. Het is niet zo dat de Heere Jezus een beetje bemiddelt. Het is
niet zo dat Hij de mens en God een klein beetje naar elkaar toe brengt. Nee,
wat de mens niet kan, dat deed Hij. Hij maakte door Zijn lijden en sterven de
weg vrij tot God. Door het geloof in de Heere Jezus zijt gij zalig geworden. Dat
is naar het Woord. De Heere Jezus Christus is daarbij Gods gave. Door het geloof in de Heere
Jezus worden vijanden met God verzoend. Zij worden van eerrovers van God voortaan
eerzoekers. Hen wordt in een
voortgaande, steeds door Woord en Geest gewezen weg, een weg van gehoorzaamheid
gewezen. Altijd is het een weg tegen vlees en bloed. Een voorbeeld is de
opdracht aan Abraham om zijn zoon te offeren. Gods weg wordt niet
gemakkelijker, maar alsmaar zwaarder. Maar In het gaan van Gods weg leren ze
allen meer en meer op Hem te vertrouwen. Zalig hij die in dit leven
Jacobs God ter hulp heeft. Want als God een weg wijst zal Hij het ook maken dat
het kan. Elk kind van God wordt na veel strijd gewillig gemaakt de weg die is
gewezen te gaan. Dat wil niet zeggen dat het dan vanzelf gaat. Je kan heel veel leren van
de Godgeleerden van weleer. Zo sprak professor Wisse over de kinderen van God:
‘Ze zijn de Christus.’ Ja, al Gods kinderen gaan ervaren in dit leven dat ze de
voetstappen van Christus drukken. En dat in de weg van gaan in gehoorzaamheid. Veracht,
vertrapt, vernederd, niet geloofd. Ze zullen zijn tot een val en een
opstanding. Ook een predikant geldt dit. Zijn gesproken woord zal de één tot
zegen zijn, een ander niet. Gods kinderen weten van
tijden van benauwdheid. Maar, hun God en Vader in de hemel zal hun val nooit
toestaan. En onderwijst hen van dag tot dag verder. Ze leven namelijk niet voor
eigen eer of genot. Maar tot eer van God. Daarbij mogen ze bij tijden toch zingen.
En geloven. Ze zullen eenmaal als Gods Zoon verhoogd worden wanneer ze de
eindstreep behalen. Dan staat er in het Woord: Gij zult dingen zien die ge niet
zult geloven dat ze waar zijn. Dat geldt al Gods kinderen. Gods kinderen zijn
kinderen van het Wonder van genade. Het is niet vanzelfsprekend dat Hij naar
hen heeft gevraagd. Maar van het onverdiende en ook ongelooflijke Wonder van de
uitverkiezing zullen ze ten alle tijde spreken. |
|
Twee wegen God is in het zenden van Zijn
Zoon tot de mensen gekomen. Alleen door het geloof in de Heere Jezus is er
vergeving van zonden en een eeuwig leven. Op Golgotha is Hij gestorven voor hen
die met hun zondeschuld tot Hem komen. Zij worden door genade opnieuw geboren.
Ze waren dood in hun zonden. Maar mogen nu in een nieuw Godzalig leven
wandelen. Echter, wat is een mens. Wie
is de mens die denkt te leven van genade. Het is iemand die keer op keer afdwaalt
en uiteindelijk in zijn hoogmoed denkt het wel te weten. Van dagelijkse zonde
en schuld op hun weg weten ze niet. Ze leven een eigen leven en denken dat het allemaal
wel kan. De Heere vindt alles wel goed. Dat het Woord van andere dingen spreekt
geloven ze niet. Dat er op zondag een Heilige Wet wordt voorgelezen raakt hen
niet. Ze zijn verlost. God heeft hen welgedaan. De Heere spreekt echter niet
alleen van genade. Hij spreekt niet alleen van zegen. Hij spreekt ook van de
vloek. De vloek die rust op het verlaten van de weg die Hij wil dat wordt
gegaan. De weg van de gehoorzaamheid. In het houden van Zijn geboden. Om die te
doen uit dankbaarheid. Wie echt leeft van genade
weet ook van zonde. Een mens blijft immers een zondaar tot de laatste snik. In
de weg van de heiliging van het leven wordt gevochten tegen de zonde van de
hoogmoed. De boezemzonde van ieder mens. Er wordt geleerd te vechten tegen de
gedachte het wel te weten. Er komt een luisteren naar datgene wat de Heere in
Zijn Woord vraagt. En de Heilige Geest
doet dagelijks vragen om genade. Want dat blijft nodig. Het is zoals het Woord het
ons leert. Want wanneer het volk van Israël, het verbondsvolk, de weg van de
Heere verlaat, dan komen de straffen. De Heere komt in de straffen met Zijn
liefde tot mensen om hen te laten inzien dat ze opnieuw vergeving nodig hebben.
Dat kan alleen in een weg van berouw over de zonde. De profeet Nathan kwam niet
met de boodschap dat David een verbondskind was. Hij kwam hem vertellen dat hij
gezondigd had en dat hij straf had verdiend. Toen kwam het berouw. De Heere is
de Getrouwe. Hij brengt Zijn kinderen steeds opnieuw bij Hem terug. Maar altijd
en steeds opnieuw in een weg van het aanwijzen van de zonde, berouw over de zonde
en het ontvangen van genade. De één gelooft dit de ander
dat. En weer anderen geloven niets. Maar het geloof in een drie-enig God is
geloven in het gehele Woord wat ons bekend is gemaakt. Dat is het geloof in
zegen en vloek. In verkiezing en verwerping. In zonde en genade. Ja in alles
blijkt: in de twee wegen. De weg van behoud en de weg van eeuwig omkomen door
eigen schuld, omdat we niet onze zonde en onze schuld gezien en beleden hebben.
Omdat we in onze hoogmoed eigen wegen gingen en bleven gaan. |
|
Een
wonder Al Gods kinderen leren te
leven vanuit het wonder. Want wat
zijn zij dat de Heere naar hen om wil zien in tijdelijke en eeuwige zegeningen.
Ze zijn verwonderd en belijden hun schuld. Ze hebben zichzelf leren kennen als
zijnde dood in de zonde en in de misdaden. Ze hebben het heilig recht van God
leren toestemmen. En na ontvangen genade leren ze in de tweede bekering, de
heiligmaking, wie ze blijven. Ze leren bij meerder ontdekkend licht door Gods
Geest dat het nooit iets was, niets is, maar ook niets zal worden. Ze komen
zichzelf steeds weer tegen. En dat daarom elke boterham genade en een wonder is. Ja het wonder van genade wordt alsmaar
groter. De dank is in stilheid tot U o God. De dood is het gevolg van de
zonde. Ja sinds de diepe val in Adam is het dat wat buiten Christus is te
verwachten. Een tijdelijke en een eeuwige dood. God kan en wil met de minste van de zonden geen gemeenschap
hebben. Zonde is het doel van het leven missen. Het leven tot eer van God. Het
is daarom noodzaak de ernst van de zonde
aan te wijzen, zeker voor de jeugd. Maar ook de ouderen. Wees heilig. Want Ik
ben heilig. Een mens bepaalt niet wat zonde is. Dat bepaalt God. Wat gij doet,
doet dat ter ere van God. Zonde maakt scheiding tussen
God en de mensen. En het erge is dat een mens van huis uit de zonde niet kent. Ze
leven naar het goeddunken van hun eigen hart. En steeds meer kan erbij door. Een
mens weet niet dat hij dood ligt door de zonde en de misdaden. Hij moet eraan
ontdekt worden. Slechts bij ontdekkend
licht door Gods Geest wordt dit duidelijk. En dan is er een roepen en
schreeuwen om genade. Wanneer niet tegen de zonde wordt gewaarschuwd en de zonde niet met name wordt genoemd, staan
we ook schuldig. Iemand die het eigen hart leert kennen en weet uit welke grote
nood hij gered is zal dan vanuit de liefde van het hart waarschuwen. De vinger
op de zere plek leggen. De zonde aanwijzen en daarbij de gevolgen van de zonde niet vergeten. Het Woord is duidelijk. En
genoeg. Er hoeft niets bijgemaakt te worden. Hetgeen we inlegkunde noemen. Maar
er mag ook niets verzwegen worden. De Heere Jezus vraagt of er, wanneer Hij
terugkomt, nog geloof op de aarde gevonden zal worden. Het geloof dat het een
nauwelijks zalig worden is. Dat het een strijd is tot het einde toe tegen de
wereld, de duivel en het eigen boze hart. Het geloof dat de Heere Jezus kwam om
zondaren zalig te maken. Waarvan elk van Gods kinderen leert zeggen: waarvan ik
de voornaamste ben. Hij heeft Zijn bloed gestort. Ze zijn duur gekocht. Daarom, is het een steeds
weer het jezelf onderzoeken: Heere, is er een schadelijke weg in mij, leid mij
op de eeuwige. En vergissen, je kan het je maar één keer. |
|
Een
kwaad gerucht We weten het allemaal zo
goed. De Tien Geboden zijn de woorden van God. En deze vragen ons gehele hart.
De eerste vier geboden staan in het teken van het liefhebben van God boven
alles. De volgende en laatste geboden wijzen ons de weg tot onze naaste. De laatste geboden schijnen
soms moeilijker te zijn dan de eerste geboden. Het gaat dan ook over de
praktijk van ons leven ten opzichte van hen die we al of niet kennen. Het
omgaan met mensen in ons leven van alle dag. Kortom, het geldt de vraag: Hoe ga
ik met mijn naaste om. Het antwoord weten we ook. We hebben die ander hoog te
houden. Hoger dan we zelf zijn. Die ander uitnemender te achten dan onszelf, zo
zou je het ook kunnen noemen. Dan is het de vraag: Houden
we ons hieraan? Houd ik me hieraan? Gedragen wij ons zoals het ons wordt
gevraagd. Gedraag ik mij zo? Anders,
beantwoorden wij en beantwoord ik aan de opdracht zoals het wordt geboden! Het is een feit dat we vaak
niet eens weten wat we doen. We weten niet eens wanneer we bijvoorbeeld een
kwaad gerucht van die ander voortbrengen. Wanneer we die ander op deze wijze
beschadigen. We menen bijvoorbeeld te moeten waarschuwen voor deze of gene. Het
is dan namelijk beter om geen contact met hem of haar te onderhouden, zo raden
we. We willen het ook nog toelichten.
Verdrietig is, dat waar we het niet van verwachten: Zij doen dit ook. Dat het mensen beschadigt
hebben ze niet door. Of ze willen er niet aan denken. Dat het voortkomt uit
jaloezie of het feit zichzelf beter te achten dan die ander wordt ook niet
beseft. Maar dat het niet getuigt van Christen-zijn evenmin. We worden immers
aangespoord een goed gerucht voort te brengen. En ziende op onszelf hebben we
immers geen enkele reden om de ander kwaad in deze te berokkenen. De Heere heeft Zijn Tien
Geboden gegeven. Eén daarvan gaat over het voortbrengen van een goed gerucht.
De Heere gebiedt het in alle opzichten. Het woordje 'tenzij' wordt niet
gevonden. We zullen die ander moeten liefhebben. Hoog houden. Waarderen.
Eventueel verkeerde wegen van die ander met hen persoonlijk bespreken. Het gaat zo gemakkelijk. En
wie maakt zich er nooit schuldig aan? Ook dit gebod dienen we elke avond de
Heere voor te leggen. Om Hem te vragen of er in deze in ons een schadelijke weg
is. Hem te vragen ons ook in deze op de eeuwige weg te leiden. Ons ook terdege
af te vragen: Waarom? Waarom doe ik het? Waarom doen wij dit? Mensen staan gemakkelijker
boven anderen dan dat zij ernaast staan. Mensen heersen liever dan dat ze
dienen. Jaloezie en heerszucht laat mensen dikwijls leiden tot het verkeerd
omgaan met de naaste. De ander te kwetsen. Pijn te doen. En op deze wijze
schuldig te staan tegenover God. Het doorgaan op een verkeerde weg is
gemakkelijker dan stilstaan, schuld belijden en opnieuw beginnen. Doch de Heere zegt het
duidelijk: Wie zijn zonde belijdt en laat, die zal barmhartigheid verkrijgen. |
|
Een eeuwig wonder In het Paradijs is het
helemaal mis gegaan. Adam en Eva wilden als God zijn. En zo zijn ze uit Hem gevallen.
Ze raakten Gods Beeld volkomen kwijt. Ze moesten sterven. Als straf op de
zonde. Met hen de gehele mensheid die uit hen geboren zou worden. De zonde van
de hoogmoed had hen het oordeel bezorgd. Ze konden niet zeggen dat ze het niet
wisten. Ze waren gewaarschuwd. Ze zouden als straf op de ongehoorzaamheid
moeten sterven. Zij en al hun nakomelingen. Het gebod was duidelijk geweest.
Doe dat, en gij zult leven. Maar in ongehoorzaamheid hadden zij de eeuwige
nacht over zich heen gehaald. Zo is het begonnen. Ja, dat was het begin. En
tevens ook het einde als God niet een ander verbond had ingesteld. De belofte
dat ze nog weer tot God terug konden keren. Hij beloofde Zijn Zoon. De Heere
Jezus Christus. Hij zou eenmaal komen. En het geloof in Hem alleen zou de
redding van de mensen zijn. Ze zouden genade bij God krijgen. Het was het genadeverbond. Eeuwen lang werd gewacht.
Maar in de volheid van de tijd kwam Gods Zoon op de aarde. Hij stierf aan het
kruis. Zonder enige zonde gedaan te hebben ging Hij in de plaats van mensen die
zonder God niet konden leven en sterven. Hij stierf voor hun zonden. De Heilige Geest is de
Werkmeester van de zaligheid. Hij is het Die mensen die van nature naar God
niet vragen onrustig maken. Hij brengt hen aan de voet van het kruis. En Hij
geeft het geloof in de Heere Jezus Christus.
Dat is eerst een historisch geloof. Misschien een wondergeloof. Of een
tijdgeloof. Doch het moet verder. Want de Tweede Persoon in het Goddelijk Wezen
moet voor mij niet een Zaligmaker zijn. Maar Hij moet MIJN Zaligmaker worden.
Dat is iets wat je ziende op jezelf niet kan geloven. Maar in de weg van een
eeuwig wonder is er het wonder van levend worden. Van zichzelf dode mensen
worden in de weg van wedergeboorte levend. En terstond verkondigen ze Christus.
Dat laten ze zien in hun woorden en in hun daden. Het wonder is niet in een
hoek geschied. Het is een wonder dat je niet en nooit kan bevatten. Het is
duidelijk. Er was een eertijds. Een vroeger in het leven. Je leefde zonder God
en zonder Christus. Je was doof en blind. Maar het wonder van het werk van de
Heilige Geest zette een punt en er kwam een nieuw begin. Voortaan zou er maar
één verlangen zijn. God lief te hebben boven alles. En je naaste als jezelf.
Een haten van de zonde. Een nauwgezet leven. Waarin God de hoogste, ja de
enigste plaats heeft. Het zal een leven van gebed worden. Een zoeken naar Zijn
weg. Een vragen naar Zijn wil. Een bang zijn te zondigen, Hem niet tot eer te
leven en de toorn van God zo over je te halen. Nogmaals, een mens van
nature vraagt naar God niet. Alleen het werk van Gods Heilige Geest zal hem
stilzetten. Met afschuw leren zien op zijn zondig leven. In een weg van
zelfkennis zal Christus nodig worden. En wie zo tot Hem komt zal Hij niet
uitwerpen. |
|