Ik heb altijd geschreven. Soms was het nodig om hetgeen in mijn leven gebeurde te verwerken. Zoals in de tijd na het overlijden van mijn broer Geert. Want wat had zijn leven ook een impact  in mijn leven gehad. Eigenlijk weet niemand hoe het precies is geweest. Ik denk ook dat niemand het zou geloven wanneer ik het zou vertellen. Nadat ik het alles had opgeschreven kon ik er mee omgaan. Alhoewel de pijn uit het verleden nooit helemaal weg zal gaan.
Ook had ik uit belangstelling wel eens een cursus schrijven gevolgd. Dat alles kwam me wel ten goede toen ik de vraag kreeg een boekje over het leven van mijn vader te schrijven. Lang heb ik geaarzeld. Zou ik dat nu wel moeten doen. Maar uiteindelijk kreeg ik de vrijmoedigheid en zijn inmiddels meerdere boeken van mijn hand verschenen. Of er nog meer zullen volgen weet ik niet. Soms denk ik dat het wel genoeg is. Ik geef het maar over.


inhoud

De weg van het geloof……

De Heidelberger Catechismus is duidelijk. Welke drie stukken zijn nodig om gekend te worden in het leven. Ten eerste: Hoe groot mijn zonde en ellende is. Ten tweede: Hoe ik daarvan verlost ben geworden. Ten derde: Wat is dan mijn dankbaarheid.

Die dankbaarheid is een stuk wat het hele verdere leven zichtbaar zal zijn. En het begint altijd met de vraag: ‘Wat wilt U dat ik doen zal, Heere?’ Het leven vanuit de dankbaarheid is een afhankelijk leven met de Heere. Het is een weg in gaan achter Hem aan. Het is niet een weg met verdergaan waar je was gebleven. Nee, de Heere wijst de weg. Helder en duidelijk. Het is een gaan in de weg die Hij wijst. Dat is te lezen in Zijn Tien Geboden. Steeds weer en steeds opnieuw zo gaan. Vertrouwend gaan in die weg. En ondervinden dat de doornen uit de kroon die op het hoofd van de Heere Jezus werd opgedrukt prikken. Elk van Gods kinderen krijgt te maken met die doornen. Geen van Gods kinderen gaat een weg zonder doornen. Altijd weer zullen ze ervaren dat het leven met de Heere hier geen hemel op aarde is. Geen glijbaantje naar de hemel. Het is een leven vol moeite en strijd. En alleen zij die de eindstreep halen zullen voor eeuwig bij God in de hemel komen.

De weg die de Heere wijst is een weg in gaan in het geloof. Het geloof dat de Heere de weg heeft gewezen en dat Hij niet en nooit je in de steek zal laten. Want Hij is het Die deze weg van je vraagt. Hoe moeilijk en hoe zwaar die weg ook zal zijn of worden.

In die weg vol moeite en vol verdriet wil de Heere je verder leiden. Hij wil je verder oefenen. Hij wil je meer en meer heiligen en louteren. Steeds meer van die oude mens wordt gekruisigd. Steeds meer moeten we afleren het van onszelf te verwachten. Het moet een zeker weten zijn en blijven: De Heere wijst de weg. Wij moeten volgen. En Hij zal voor ons de weg banen en blijven wijzen. De ene keer zal het een weg zijn die gemakkelijk begaanbaar lijkt. Maar meest zal het een weg zijn vol doornen en vol distels. In die weg wordt het geloof geoefend. In die weg wordt het vertrouwen beproefd. Steeds opnieuw is het leren dat we niet zonder de hulp en de leiding van Gods Geest Zijn weg kunnen gaan en blijven gaan. Zodra we echter eigen wegen gaan zal deze weg vastlopen.

De Heere onderwijst elk van Zijn kinderen in een persoonlijke weg. Dat is de weg van de bevinding. Van de ondervinding. Hij weet wat ze nodig hebben. Hij weet ook wat ze aankunnen. Hij heeft hun schouders gemeten. Hij alleen is de Kenner van het hart. Al Gods kinderen moeten leren van mensen af te zien. Op prinsen niet te vertrouwen. Maar op de Heere alleen. Die op Zijn wijze hen leidt op de weg die Hij wil dat ze gaan. Zeker, in het begin zijn ze vol goede moed. Ze denken het allemaal wel te weten en ze denken het allemaal wel aan te kunnen. Maar toen Petrus overboord stapte op de golven dreigde hij al snel te verdrinken. Wat een voorrecht dat hij toen om de juiste Redder riep: ‘Heere, help. Ik verga!’

De weg van de dankbaarheid lijkt zo mooi. Zo heerlijk. Zo bijzonder. Maar alleen in Gods kracht en met de hulp van Gods Geest zal een kind van God in het gaan van de weg tot het einde toe kunnen volharden.

 

 


inhoud

Ontdekkend licht.

Gods Geest leert aan een mens niet dat het wel goed met hem gaat. Dat gebeurt niet omdat een mens dan in hoogmoed van Hem afdwaalt. God houdt zijn kinderen klein en aan de grond. Gods Geest leert mensen dat het een wonder is en blijft dat ze ook maar één vrucht voortbrengen en dat ze zalig zullen worden kunnen ze, ziende op zichzelf, niet bevatten. Het is alles Gods genade. Dit leert Gods Geest in de weg van ontdekking aan jezelf.

Wanneer Gods Geest de waarachtige bekering werkt in het hart, dan gaat iedereen meer en meer merken dat ze terecht zijn gekomen in strijd. Een strijd die ze als het moeilijk wordt dreigen op te geven. De strijd tegen de wereld, de duivel en het eigen boze hart. Die strijd is iets wat een heel leven duurt. In die strijd groeien ze niet in de lucht. Omdat het volgens hen beter met hen gaat. Maar ze leren bukken en buigen en zo wortelen in de diepte. Ze worden dus geen grote mensen. Maar klein, heel klein. Bang om te zondigen. Bevreesd er niets van terecht te brengen. Ze moeten dagelijks van genade leven. Want anders zal het ziende op zichzelf nog omkomen zijn. En wie volharden zal tot het einde, die alleen zal zalig worden.

Dat arme zondaarsleven geldt gemeenteleden. Maar ook predikanten! Grote predikanten begrijpen niet dat er mensen zijn die niet naar de kerk komen. In zichzelf onwaardige predikanten begrijpen niet dat er nog één mens naar  hen komt luisteren. Zij vragen zich keer op keer af of zij niet de oorzaak zijn van het wegblijven van leden. Ze zoeken de oorzaak bij zichzelf.

Zelfkennis doet inderdaad pijn. Het kost strijd om te vechten tegen jezelf. Tegen alles wat er in dat boze hart leeft. Maar ieder van Gods kinderen zal te maken krijgen met de zonde die blijft. En dat is de boezemzonde. Een zonde, waar ze niet vanaf kunnen komen. Het is de hoogmoed. Dat is de mens van nature ingebakken. Het willen zijn als God. Ja, het uiteindelijk beter willen weten dan God. En wie hier niet aan ontdekt is moet nog echt heel veel leren. Wie de zonde van de hoogmoed inleeft wordt inderdaad een ander mens. Die staat niet te springen en te juichen. Die komt op de knieën terecht en roept het uit: Wees mij de zondaar genadig. Die krijgt een afkeer van zichzelf. Van die oude mens buiten Christus. Die verfoeit zichzelf in stof en as. En leert steeds meer begrijpen van het wonder van genade. Dat de Heere toch om wil zien naar een mens zoals ik ben.

Die mensen kan de Heere gebruiken. De Heere heeft geen mensen nodig die hoog van zichzelf denken.  Hij wil mensen in Zijn dienst gebruiken die het net als Mozes leren het uit zichzelf niet te willen en niet kunnen.


inhoud

Wat is Gods weg?

Er is een volk op deze aarde dat niet anders zoekt dan Gods weg. Daar zoeken zij naar. Eenmaal is hen de rust opgezegd. Ze werden er zich van bewust dat ze buiten God leefden. Dat ze zo voor God nooit zouden kunnen verschijnen. Ze hadden zichzelf gezien. Buiten Adam en buiten het  Paradijs. Ze waren verloren. Voor eeuwig verloren. Er kwam een zoekend leven. Tot de Heere Jezus hen werd voorgesteld. Hij was de Weg om van de straf te ontkomen.

Alles in deze weg heet werkzaamheden. Die werkzaamheden worden door Gods Heilige Geest gewerkt. Die Heilige Geest zal ook nooit meer weggaan uit het leven van hen die door de Vader zijn gekend. Want die Heilige Geest werkt de volkomen zaligheid uit in het leven van hen die naar Zijn voornemen zijn geroepen. Er is in een zoekend leven niets van een mens bij. De Heilige Geest is de grote Werkmeester van de zaligheid. En dan komt het aan op het geloof. Dat is een gave van God. Gewerkt door ook weer de Heilige Geest.

Het maakt het wonder zo groot. Waarom is dat dan op mij gemunt. Daar zoveel mensen gaan verloren die geen ontferming worden geschonken.

In het geloof is er dus vrijspraak van zonden door het bloed van de Heere Jezus. De staat van een mens ligt vast. Ze kunnen niet meer verloren gaan.

Maar in het leven gaat er niets van een leien dakje. Ook niet bij Gods kinderen. Er zullen in het leven van hen die God vrezen ook stormen komen. Die stormen zijn om het geloof te oefenen. Om in die stormen zeker te weten dat het de Heere is Die nooit zal laten varen wat Zijn Hand is begonnen. Hij heeft altijd een doel op het oog, met welke storm dan ook. Dat wil niet zeggen dat de vrees er nooit meer is. De discipelen waren ook in een storm op zee. Ze waren er vast van overtuigd dat ze zouden vergaan. Maar, en dat is dan het toevluchtnemend geloof, ze gingen naar de Heere Jezus. Zou Hij Zich dan niet om hen bekommeren? Zou Hij het wel goed vinden dat ze zouden vergaan?Ze hadden Hem nodig op het moment dat ze het niet meer wisten. En Hij redde hen uit de nood.

Geloofsoefeningen worden geleerd in het leven van alle dag. In dat wat tot mensen komt. In dat wat mensen mee maken. Ja, altijd weer zal het leven met de Heere een zoekend leven blijven. Een worstelend leven. Een leven vol vragen. De vragen van elke dag. Want wat, o Heere, is vandaag Uw weg. Het is een gave van God te mogen geloven dat de Heere in alle omstandigheden is. Want dat geeft vertrouwen. En rust.


inhoud

Gods verbond met mensen

God heeft Zijn genadeverbond met de mensheid opgericht. De Heere Jezus wordt daarbij de Middelaar van het verbond genoemd. Het is niet zo dat de Heere Jezus een beetje bemiddelt. Het is niet zo dat Hij de mens en God een klein beetje naar elkaar toe brengt. Nee, wat de mens niet kan, dat deed Hij. Hij maakte door Zijn lijden en sterven de weg vrij tot God. Door het geloof in de Heere Jezus zijt gij zalig geworden. Dat is naar het Woord. De Heere Jezus Christus is daarbij Gods gave.

Door het geloof in de Heere Jezus worden vijanden met God verzoend. Zij worden van eerrovers van God voortaan eerzoekers.

Hen wordt in een voortgaande, steeds door Woord en Geest gewezen weg, een weg van gehoorzaamheid gewezen. Altijd is het een weg tegen vlees en bloed. Een voorbeeld is de opdracht aan Abraham om zijn zoon te offeren. Gods weg wordt niet gemakkelijker, maar alsmaar zwaarder. Maar In het gaan van Gods weg leren ze allen meer en meer op Hem te vertrouwen.

Zalig hij die in dit leven Jacobs God ter hulp heeft. Want als God een weg wijst zal Hij het ook maken dat het kan. Elk kind van God wordt na veel strijd gewillig gemaakt de weg die is gewezen te gaan. Dat wil niet zeggen dat het dan vanzelf gaat.

Je kan heel veel leren van de Godgeleerden van weleer. Zo sprak professor Wisse over de kinderen van God: ‘Ze zijn de Christus.’ Ja, al Gods kinderen gaan ervaren in dit leven dat ze de voetstappen van Christus drukken. En dat in de weg van gaan in gehoorzaamheid. Veracht, vertrapt, vernederd, niet geloofd. Ze zullen zijn tot een val en een opstanding. Ook een predikant geldt dit. Zijn gesproken woord zal de één tot zegen zijn, een ander niet.

Gods kinderen weten van tijden van benauwdheid. Maar, hun God en Vader in de hemel zal hun val nooit toestaan. En onderwijst hen van dag tot dag verder. Ze leven namelijk niet voor eigen eer of genot. Maar tot eer van God. Daarbij mogen ze bij tijden toch zingen. En geloven. Ze zullen eenmaal als Gods Zoon verhoogd worden wanneer ze de eindstreep behalen. Dan staat er in het Woord: Gij zult dingen zien die ge niet zult geloven dat ze waar zijn. Dat geldt al Gods kinderen. Gods kinderen zijn kinderen van het Wonder van genade. Het is niet vanzelfsprekend dat Hij naar hen heeft gevraagd. Maar van het onverdiende en ook ongelooflijke Wonder van de uitverkiezing zullen ze ten alle tijde spreken.


inhoud

Twee wegen

God is in het zenden van Zijn Zoon tot de mensen gekomen. Alleen door het geloof in de Heere Jezus is er vergeving van zonden en een eeuwig leven. Op Golgotha is Hij gestorven voor hen die met hun zondeschuld tot Hem komen. Zij worden door genade opnieuw geboren. Ze waren dood in hun zonden. Maar mogen nu in een nieuw Godzalig leven wandelen.  

Echter, wat is een mens. Wie is de mens die denkt te leven van genade. Het is iemand die keer op keer afdwaalt en uiteindelijk in zijn hoogmoed denkt het wel te weten. Van dagelijkse zonde en schuld op hun weg weten ze niet. Ze leven een eigen leven en denken dat het allemaal wel kan. De Heere vindt alles wel goed. Dat het Woord van andere dingen spreekt geloven ze niet. Dat er op zondag een Heilige Wet wordt voorgelezen raakt hen niet. Ze zijn verlost. God heeft hen welgedaan.

De Heere spreekt echter niet alleen van genade. Hij spreekt niet alleen van zegen. Hij spreekt ook van de vloek. De vloek die rust op het verlaten van de weg die Hij wil dat wordt gegaan. De weg van de gehoorzaamheid. In het houden van Zijn geboden. Om die te doen uit dankbaarheid.

Wie echt leeft van genade weet ook van zonde. Een mens blijft immers een zondaar tot de laatste snik. In de weg van de heiliging van het leven wordt gevochten tegen de zonde van de hoogmoed. De boezemzonde van ieder mens. Er wordt geleerd te vechten tegen de gedachte het wel te weten. Er komt een luisteren naar datgene wat de Heere in Zijn Woord vraagt.  En de Heilige Geest doet dagelijks vragen om genade. Want dat blijft nodig.

Het is zoals het Woord het ons leert. Want wanneer het volk van Israël, het verbondsvolk, de weg van de Heere verlaat, dan komen de straffen. De Heere komt in de straffen met Zijn liefde tot mensen om hen te laten inzien dat ze opnieuw vergeving nodig hebben. Dat kan alleen in een weg van berouw over de zonde. De profeet Nathan kwam niet met de boodschap dat David een verbondskind was. Hij kwam hem vertellen dat hij gezondigd had en dat hij straf had verdiend. Toen kwam het berouw. De Heere is de Getrouwe. Hij brengt Zijn kinderen steeds opnieuw bij Hem terug. Maar altijd en steeds opnieuw in een weg van het aanwijzen van de zonde, berouw over de zonde en het ontvangen van genade.

De één gelooft dit de ander dat. En weer anderen geloven niets. Maar het geloof in een drie-enig God is geloven in het gehele Woord wat ons bekend is gemaakt. Dat is het geloof in zegen en vloek. In verkiezing en verwerping. In zonde en genade. Ja in alles blijkt: in de twee wegen. De weg van behoud en de weg van eeuwig omkomen door eigen schuld, omdat we niet onze zonde en onze schuld gezien en beleden hebben. Omdat we in onze hoogmoed eigen wegen gingen en bleven gaan.


inhoud

Een wonder

Al Gods kinderen leren te leven vanuit het wonder. Want wat zijn zij dat de Heere naar hen om wil zien in tijdelijke en eeuwige zegeningen. Ze zijn verwonderd en belijden hun schuld. Ze hebben zichzelf leren kennen als zijnde dood in de zonde en in de misdaden. Ze hebben het heilig recht van God leren toestemmen. En na ontvangen genade leren ze in de tweede bekering, de heiligmaking, wie ze blijven. Ze leren bij meerder ontdekkend licht door Gods Geest dat het nooit iets was, niets is, maar ook niets zal worden. Ze komen zichzelf steeds weer tegen. En dat daarom elke boterham genade en een wonder is. Ja het wonder van genade wordt alsmaar groter. De dank is in stilheid tot U o God.

De dood is het gevolg van de zonde. Ja sinds de diepe val in Adam is het dat wat buiten Christus is te verwachten. Een tijdelijke en een eeuwige dood. God kan en wil met de minste van de zonden geen gemeenschap hebben. Zonde is het doel van het leven missen. Het leven tot eer van God. Het is daarom noodzaak  de ernst van de zonde aan te wijzen, zeker voor de jeugd. Maar ook de ouderen. Wees heilig. Want Ik ben heilig. Een mens bepaalt niet wat zonde is. Dat bepaalt God. Wat gij doet, doet dat ter ere van God.

Zonde maakt scheiding tussen God en de mensen. En het erge is dat een mens van huis uit de zonde niet kent. Ze leven naar het goeddunken van hun eigen hart. En steeds meer kan erbij door. Een mens weet niet dat hij dood ligt door de zonde en de misdaden. Hij moet eraan ontdekt worden.  Slechts bij ontdekkend licht door Gods Geest wordt dit duidelijk. En dan is er een roepen en schreeuwen om genade. Wanneer niet tegen de zonde wordt gewaarschuwd  en de zonde niet met name wordt genoemd, staan we ook schuldig. Iemand die het eigen hart leert kennen en weet uit welke grote nood hij gered is zal dan vanuit de liefde van het hart waarschuwen. De vinger op de zere plek leggen. De zonde aanwijzen en  daarbij de gevolgen van de zonde niet vergeten.

Het Woord is duidelijk. En genoeg. Er hoeft niets bijgemaakt te worden. Hetgeen we inlegkunde noemen. Maar er mag ook niets verzwegen worden. De Heere Jezus vraagt of er, wanneer Hij terugkomt, nog geloof op de aarde gevonden zal worden. Het geloof dat het een nauwelijks zalig worden is. Dat het een strijd is tot het einde toe tegen de wereld, de duivel en het eigen boze hart. Het geloof dat de Heere Jezus kwam om zondaren zalig te maken. Waarvan elk van Gods kinderen leert zeggen: waarvan ik de voornaamste ben. Hij heeft Zijn bloed gestort. Ze zijn duur gekocht.

Daarom, is het een steeds weer het jezelf onderzoeken: Heere, is er een schadelijke weg in mij, leid mij op de eeuwige. En vergissen, je kan het je maar één keer.


inhoud

Een kwaad gerucht

We weten het allemaal zo goed. De Tien Geboden zijn de woorden van God. En deze vragen ons gehele hart. De eerste vier geboden staan in het teken van het liefhebben van God boven alles. De volgende en laatste geboden wijzen ons de weg tot onze naaste.

De laatste geboden schijnen soms moeilijker te zijn dan de eerste geboden. Het gaat dan ook over de praktijk van ons leven ten opzichte van hen die we al of niet kennen. Het omgaan met mensen in ons leven van alle dag. Kortom, het geldt de vraag: Hoe ga ik met mijn naaste om. Het antwoord weten we ook. We hebben die ander hoog te houden. Hoger dan we zelf zijn. Die ander uitnemender te achten dan onszelf, zo zou je het ook kunnen noemen.

Dan is het de vraag: Houden we ons hieraan? Houd ik me hieraan? Gedragen wij ons zoals het ons wordt gevraagd. Gedraag ik mij zo?  Anders, beantwoorden wij en beantwoord ik aan de opdracht zoals het wordt geboden!

Het is een feit dat we vaak niet eens weten wat we doen. We weten niet eens wanneer we bijvoorbeeld een kwaad gerucht van die ander voortbrengen. Wanneer we die ander op deze wijze beschadigen. We menen bijvoorbeeld te moeten waarschuwen voor deze of gene. Het is dan namelijk beter om geen contact met hem of haar te onderhouden, zo raden we.  We willen het ook nog toelichten. Verdrietig is, dat waar we het niet van verwachten: Zij doen dit ook.

Dat het mensen beschadigt hebben ze niet door. Of ze willen er niet aan denken. Dat het voortkomt uit jaloezie of het feit zichzelf beter te achten dan die ander wordt ook niet beseft. Maar dat het niet getuigt van Christen-zijn evenmin. We worden immers aangespoord een goed gerucht voort te brengen. En ziende op onszelf hebben we immers geen enkele reden om de ander kwaad in deze te berokkenen.

De Heere heeft Zijn Tien Geboden gegeven. Eén daarvan gaat over het voortbrengen van een goed gerucht. De Heere gebiedt het in alle opzichten. Het woordje 'tenzij' wordt niet gevonden. We zullen die ander moeten liefhebben. Hoog houden. Waarderen. Eventueel verkeerde wegen van die ander met hen persoonlijk bespreken.

Het gaat zo gemakkelijk. En wie maakt zich er nooit schuldig aan? Ook dit gebod dienen we elke avond de Heere voor te leggen. Om Hem te vragen of er in deze in ons een schadelijke weg is. Hem te vragen ons ook in deze op de eeuwige weg te leiden. Ons ook terdege af te vragen: Waarom? Waarom doe ik het? Waarom doen wij dit?

Mensen staan gemakkelijker boven anderen dan dat zij ernaast staan. Mensen heersen liever dan dat ze dienen. Jaloezie en heerszucht laat mensen dikwijls leiden tot het verkeerd omgaan met de naaste. De ander te kwetsen. Pijn te doen. En op deze wijze schuldig te staan tegenover God. Het doorgaan op een verkeerde weg is gemakkelijker dan stilstaan, schuld belijden en opnieuw beginnen.

Doch de Heere zegt het duidelijk: Wie zijn zonde belijdt en laat, die zal barmhartigheid verkrijgen.


inhoud

Een eeuwig wonder

In het Paradijs is het helemaal mis gegaan. Adam en Eva wilden als God zijn. En zo zijn ze uit Hem gevallen. Ze raakten Gods Beeld volkomen kwijt. Ze moesten sterven. Als straf op de zonde. Met hen de gehele mensheid die uit hen geboren zou worden. De zonde van de hoogmoed had hen het oordeel bezorgd. Ze konden niet zeggen dat ze het niet wisten. Ze waren gewaarschuwd. Ze zouden als straf op de ongehoorzaamheid moeten sterven. Zij en al hun nakomelingen. Het gebod was duidelijk geweest. Doe dat, en gij zult leven. Maar in ongehoorzaamheid hadden zij de eeuwige nacht over zich heen gehaald. Zo is het begonnen. Ja, dat was het begin. En tevens ook het einde als God niet een ander verbond had ingesteld. De belofte dat ze nog weer tot God terug konden keren. Hij beloofde Zijn Zoon. De Heere Jezus Christus. Hij zou eenmaal komen. En het geloof in Hem alleen zou de redding van de mensen zijn. Ze zouden genade bij God krijgen. Het was het genadeverbond.

Eeuwen lang werd gewacht. Maar in de volheid van de tijd kwam Gods Zoon op de aarde. Hij stierf aan het kruis. Zonder enige zonde gedaan te hebben ging Hij in de plaats van mensen die zonder God niet konden leven en sterven. Hij stierf voor hun zonden.

De Heilige Geest is de Werkmeester van de zaligheid. Hij is het Die mensen die van nature naar God niet vragen onrustig maken. Hij brengt hen aan de voet van het kruis. En Hij geeft het geloof  in de Heere Jezus Christus. Dat is eerst een historisch geloof. Misschien een wondergeloof. Of een tijdgeloof. Doch het moet verder. Want de Tweede Persoon in het Goddelijk Wezen moet voor mij niet een Zaligmaker zijn. Maar Hij moet MIJN Zaligmaker worden. Dat is iets wat je ziende op jezelf niet kan geloven. Maar in de weg van een eeuwig wonder is er het wonder van levend worden. Van zichzelf dode mensen worden in de weg van wedergeboorte levend. En terstond verkondigen ze Christus. Dat laten ze zien in hun woorden en in hun daden. Het wonder is niet in een hoek geschied. Het is een wonder dat je niet en nooit kan bevatten. Het is duidelijk. Er was een eertijds. Een vroeger in het leven. Je leefde zonder God en zonder Christus. Je was doof en blind. Maar het wonder van het werk van de Heilige Geest zette een punt en er kwam een nieuw begin. Voortaan zou er maar één verlangen zijn. God lief te hebben boven alles. En je naaste als jezelf. Een haten van de zonde. Een nauwgezet leven. Waarin God de hoogste, ja de enigste plaats heeft. Het zal een leven van gebed worden. Een zoeken naar Zijn weg. Een vragen naar Zijn wil. Een bang zijn te zondigen, Hem niet tot eer te leven en de toorn van God zo over je te halen.

Nogmaals, een mens van nature vraagt naar God niet. Alleen het werk van Gods Heilige Geest zal hem stilzetten. Met afschuw leren zien op zijn zondig leven. In een weg van zelfkennis zal Christus nodig worden. En wie zo tot Hem komt zal Hij niet uitwerpen.

















































;            
 ///