Ik
heb altijd geschreven. Soms was het nodig om hetgeen in mijn leven
gebeurde te verwerken. Zoals in de tijd na het overlijden van mijn
broer Geert. Want wat had zijn leven ook een impact in mijn leven
gehad. Eigenlijk weet niemand hoe het precies is geweest. Ik denk ook
dat niemand het zou geloven wanneer ik het zou vertellen. Nadat ik het
alles had opgeschreven kon ik er mee omgaan. Alhoewel de pijn uit het
verleden nooit helemaal weg zal gaan. Ook had ik uit belangstelling wel eens een cursus schrijven gevolgd. Dat alles kwam me wel ten goede toen ik de vraag kreeg een boekje over het leven van mijn vader te schrijven. Lang heb ik geaarzeld. Zou ik dat nu wel moeten doen. Maar uiteindelijk kreeg ik de vrijmoedigheid en zijn inmiddels meerdere boeken van mijn hand verschenen. Of er nog meer zullen volgen weet ik niet. Soms denk ik dat het wel genoeg is. Ik geef het maar over. |
|
Schuld We belijden het in onze
kerken. Schuld. Maar wat is nu eigenlijk schuld. Heel eenvoudig: De schuld ligt
bij de ander. En wij, wij komen er zonder kleerscheuren vanaf. Het ligt aan ons
niet. Want dan zouden we moeten vallen van de troon die we onszelf hebben
opgericht. We wijzen naar die en we wijzen naar de ander. En als we nog een
beetje mondig zijn en het goed kunnen vertellen, ja, dan is het overduidelijk
voor iedereen. Het ligt niet aan ons. Ik zeg het misschien een
beetje kort door de bocht. Maar de praktijk is niet anders. Want als het wel aan
onszelf lag, dan zag de wereld er geheel anders uit. Dan zouden we ons schamen.
Niet verder gaan. Maar terug gaan naar de plek waar het mis is gegaan. Schuld
belijden, om vergeving vragen en de hand uitsteken. Terwijl we heel goed voelen
het niet waard te zijn. Bij alles wat we hebben aangericht en die ander
aangedaan. Die ander die we met onze harde woorden hebben beschadigd zoeken.
Die ander die we onrecht hebben aangedaan. Schuld wat we niet wilden zien, niet
wilden belijden komt als vanzelf over onze lippen. Eenvoudig omdat het ons helder en duidelijk voor ogen is gesteld. Schuld is niet iets wat we
van onszelf hebben. Dat moet ons worden geleerd. Geleerd door de werking van
Gods Heilige Geest. De schuld eigenen. De schuld niet langer bij de ander
leggen maar op ons nemen. Wee mij, dat IK zo gezondigd heb. En daar zit het,
nogmaals, op vast. Op deze plek komen we van nature niet. We willen geen schuld
bekennen. We willen doorgaan op de weg die we zijn ingeslagen. Liever de weg
zonder hen die we met onze harde woorden van ons hebben geslagen. Die we zien
als lastig. Ja, die we zien als schuldig. En waarmee we niets te maken willen
hebben. Het is zoals het is: het gaat alles om MIJ en om IK. Met andere
woorden: het gaat over de hoogmoed. Die er van nature in elk mens is. In deze gebroken en
verbroken wereld is het nergens volmaakt. In geen enkele relatie is er nooit
een wolkje voor de zon. Maar het is bijzondere genade als er enerzijds
schuld-eigende genade gekend mag worden. En aan de andere kant beoefend mag
worden: gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren. Dan ligt het vlak. Schuld vergeven kan alleen als
er schuld is. Zoals ook de Heere een mens schuld wil vergeven die wordt
beleden. Rechtvaardigen hebben dat niet nodig. Die gaat Hij voorbij. Hij is
immers gekomen om zondaren zalig te maken. Alleen in de weg van vergeving is een nieuw begin. Want
over schuld gaat de Heere niet heen. In een weg van schuld
bekennen en schuld vergeven ligt alles glad. Daar is vrede en daar wordt de
liefde geproefd. Doch om jezelf daar nu voor over te hebben, dat is een vrucht
die uit genade moet worden geleerd. De minste zijn. En die de
minste is in een weg waar schuld wordt beleden, die mag ervaren de meeste te
zijn. |
|
Gods Woord Elke zondag horen we
de Tien Geboden voorlezen. En wie kan dan zeggen dat hij er niet schuldig aan
staat? Wie behoeft niet het hoofd te buigen? We worden volmaakt in deze in het
Woord onderwezen. Er ontbreekt niets aan. Elke keer weer zullen we ons moeten
verootmoedigen voor een Heilig God. Die met de minste van de zonde geen
gemeenschap wil en kan hebben. Het Woord van God is
scherper dan een tweesnijdend scherp zwaard. Het wijst de zonde aan. Het bevat namelijk
niet alleen het Nieuwe Testament. Heel het Oude Testament laat zien wie mensen
van nature zijn. Gevallen in Adam. Laten we kijken naar hun kinderen, Kaïn en
Abel waren beide opgegroeid in hetzelfde gezin. Beide kregen ze dezelfde
opvoeding. Maar Kaïn sloeg zijn broer Abel dood. Er was dus al direct die
scheiding. Mensen die in en buiten Christus zijn. Mensen die wel en mensen die
niet voor God kunnen bestaan. Genade is geen erfgoed. Alhoewel het wel door de
lijn van de geslachten doorgaat. Er is meer te lezen
in het Oude Testament. De Heere laat profeten het oordeel aanzeggen. Wanneer
men zich niet houdt aan datgene wat de Heere vraagt, dan komen de straffen. Ja,
dan wacht uiteindelijk de eeuwige straf. Daar zal zijn wening en knersing der
tanden. Gods Woord is heel duidelijk in de twee wegen. En niet eerder dan
wanneer het volk terug wordt gebracht tot God en opnieuw aangenomen als zijnde
Zijn kinderen zal Hij Zich ontfermen. Maar dan is het altijd een terugkeer met
schuld en berouw. Ook wijst de Heere al
in het Oude Testament de schuld bij de voorgangers aan. Ze naaien kussentjes
onder de oksels. De schuld wordt op het lichtst aangezegd. Ze spreken van
vrede, vrede en geen gevaar. God kan met de minste
van de zonde geen gemeenschap hebben. Zo scherp ligt het. Met het doen van de minste
van de zonde wijkt Hij met Zijn Geest van mensen die zich schuldig maken aan
het niet houden van Zijn wetten. Nee, het is niet zo
dat allen die zeggen de smalle weg te bewandelen het einde zullen behalen. We
hebben net als Christen allen te strijden tegen de wereld, de duivel en het
eigen ik. Het is en blijft een loopbaan. En wie zal de prijs behalen. Demas keerde terug naar waar hij vandaan kwam.
Hij had de vorige wereld liever. De Heere Jezus is
niet gekomen om gediend te worden. Hij is gekomen om te dienen. Maar wanneer
wij het beter weten en wanneer wij eigen wegen gaan, dan hebben wij Hem niet
nodig. Dan gaan wij een eigen weg en denken daarbij ook nog dat wij het zijn
die God dienen op onze wijze. We kunnen onszelf niet zalig maken. We moeten in
de weg van de heiligmaking leren dat we een heel leven nodig hebben om te leren
dat er van ons niets goeds is te verwachten. We zullen leren wat een stervend
leven is. De strijd tegen de oude mens. Maar dat het alleen God is Die door
Woord en Geest mensen ontdekt aan zonde en schuld. In het niet houden van Gods
Heilige Wet. In het schuldig staan aan alle geboden. En uiteindelijk zalig maakt. Van nature geestelijk
dode mensen die door een wonder van een drie-enig God het eind van de streep
zullen halen. Zo was het en zo zal het altijd zijn. Dan zal het eenmaal een
eeuwig wonder zijn dat de Heere afgemaakt heeft wat Hij is begonnen. Een wonder waarover je nooit uitgewonderd
raakt in de eeuwigheid. |
|
Ben
je lid van die ene heilige algemene christelijke kerk? Er is één heilige algemene
christelijke Kerk. Dat is de Kerk die over kerkmuren heen gaat. De leden van
die Kerk zijn zij die geroepen zijn tot de bruiloft van het Lam. Wanneer het
hemels Jeruzalem uit de hemel neerdaalt. In de Heidelberger Catechismus staat:
Waarvan ik een levend lidmaat ben. Het is dus persoonlijk. Ieder die behoort
bij die Kerk weet waar hij of zij vandaan is gekomen. Want zij hebben te maken
gekregen met een heilig God Die met de minste van de zonden geen gemeenschap
kan hebben. Ze hebben het geleerd door het ontdekkend licht van de Heilige
Geest en zichzelf gezien als van nature zondig en onrein. Rechtvaardig verloren
te moeten gaan. Ze hebben geleerd dat er één God is. Bestaande uit drie Personen.
Maar ze hebben ook geleerd dat er twee wegen zijn. Ze weten dat ze door genade
de smalle weg naar het eeuwige leven bewandelen. Zo leven ze vanuit
dankbaarheid jegens God en zo krijgen ze allen een taak in Zijn Koninkrijk hier
op aarde. De Heere laat hen die Hij
geroepen heeft nooit meer los. Hij roept ook niemand zomaar. Hij heeft er
altijd een doel mee voor ogen. Ze worden gedurende hun gehele leven steeds
opnieuw bekwaam gemaakt voor de weg die ze hebben te gaan. En meest is het een
weg die ze niet zelf hebben uitgekozen. Maar ze gaan uiteindelijk altijd in gehoorzaamheid
die weg. Zij ontvangen wat nodig is om dienstbaar
te zijn in het Koninkrijk van God. Op de plaats die de Heere hen wijst. De
Heere gooit Zijn genade niet en nooit weg. Maar schenkt wat Hij nodig vindt bij
de roeping die zij ontvangen. De één krijgt meer genadegaven en zo meer taken dan
de ander. Dat is aan de Heere. Maar de Heere vraagt altijd om geschonken gaven
te verdubbelen. Begraven en ongehoorzaam zijn aan een roeping wordt niet
aanvaard. Waar en hoe Gods kinderen hun
gaven hebben te besteden, dat zal op Gods tijd en wijze steeds opnieuw
duidelijk gemaakt worden. Er is altijd en bij elke taak die wacht een tijd van
bekwaam gemaakt te worden voordat de gaven die de Heere schenkt in Zijn dienst besteed
worden. Soms maakt Hij een eind aan een weg die wordt gegaan, maar altijd wordt
dan een andere gewezen. Op Zijn tijd en op Zijn wijze. Ze leren in dit leven de
weg van de Heere Jezus steeds beter begrijpen. De Heere Jezus kwam op de
aarde. Tot behoud van hen die zijn uitverkoren tot de zaligheid. Doch Hij werd
niet erkend. Steeds opnieuw was er het zoeken naar datgene wat Hem de dood
schuldig zou maken. Zo worden al Gods kinderen naar het leven gestaan. Het niet
accepteren dat die ander meerder gaven heeft ontvangen. Angst niet de meeste te
zijn. Meer willen zijn dan die ander.
Helaas komt het in de kerken voor. Jaloezie komt niet voort uit de liefde. Om
het goede in de ander te zien. Die ander meer te achten dan jezelf. Jaloezie is
uit de boze en vernielt jezelf en de mensen die het aangaat. Dat laat de
geschiedenis van Kaïn en Abel zien. Het leidt uiteindelijk tot doodslag. Kaïn
was niet eerder gerust dan toen Abel uit de weg geruimd was. Er is één heilige algemene
christelijke Kerk. Deze kerk gaat over de kerkmuren heen. Deze kerk zal altijd
blijven bestaan. Er is een gemeenschap van de heiligen. En wat bindt is de
liefde. |
|
Heilsfeiten in het nieuwe kerkelijk jaar Met advent begint het nieuwe
kerkelijk jaar. Eerst zijn er de vier weken van advent. Het is een tijd van
verwachten en uitzien naar het komende Kerstfeest. Het herdenken van de
geboorte van de Redder en Zaligmaker van de wereld. Anna en Simeon hebben
uitgezien naar de Beloofde Verlosser. Zij mochten uiteindelijk het Kind in hun
armen nemen. In het nieuw begonnen
kerkelijk jaar hebben de heilsfeiten alle een plaats. Kerst, Pasen, Hemelvaart
en Pinksteren. Na de tijd van Advent breekt
dan het Kerstfeest aan. Het is mooi om te horen over de herders, over de
engelen en de wijzen uit het Oosten. Zeker, de herders kwamen met haast en ze vertelden
overal wat ze hadden gehoord en gezien. De wijzen hadden de ster gezien. En waren
ook op zoek gegaan. Voor hen was het Kerstfeest
geworden. Want daar was een stal. En in die stal waren Maria en Jozef. Bovenal,
daar lag het Kind in de kribbe. Jezus, de langverwachte Messias. Daar was het
Kerstfeest. Daar was geknield. Er was geknield
in het geloof. In het geschonken geloof dat Deze zal redden. De zekerheid dat
Hij de Koning was Die komen zou. Hij ZAL redden. Alles is nog
verborgen in die stal. Het Kind ligt in doeken gewonden. Die windselen moeten
er af. Het is nog geen Pasen. Het is nog geen Hemelvaart. Het is nog geen
Pinksteren. Daar weten herders niets van. En daar weten de wijzen ook niets
van. Daar weet Anna niet van. Simeon weet het ook niet. Geen herder weet hoe
alles zal gaan. Niemand weet dat. Echter, er is het geloof. Dat is eenvoudig te
zien in het knielen bij de kribbe. Niemand zal dat Kind
erkennen als Heere en Heiland zonder te knielen. Te knielen in de nood van het
leven. Te knielen in aanbidding. En in geloof het uit roepen: Deze zal mij
redden. |
|
Gods Woord Het Woord van God bevat Wet
en Evangelie. We worden door het lezen in de Bijbel duidelijk onderwezen. Alles
gaat over de weg naar de zaligheid. Er
ontbreekt daaraan niets. Telkens weer zullen we ons moeten verootmoedigen voor
een Heilig God. Die met de minste van onze zonde geen gemeenschap wil en kan
hebben. Dan mogen we van genade leven. Het Woord van God is
scherper dan een tweesnijdend scherp zwaard. Het wijst de zonde aan. Dat is het
niet houden van de geboden van de Heere. Het bevat niet alleen het Nieuwe
Testament. Heel het Oude Testament laat zien wie mensen van nature zijn. Kinderen
van Adam en Eva. Ongehoorzaam aan God. Wanneer we kijken naar hun kinderen, Kaïn en
Abel. Beide waren opgegroeid in hetzelfde gezin. Beide kregen dezelfde
opvoeding. Maar Kaïn sloeg zijn broer Abel dood. Er was al direct die
scheiding. Mensen die in en buiten Christus zijn. Mensen die wel en mensen die
niet voor God kunnen bestaan. Genade is dus geen erfgoed. Alhoewel het wel door
de lijn van de geslachten werkt. De Heere liet profeten het
oordeel aanzeggen. En die woorden gelden nog. Wanneer men zich niet houdt aan
datgene wat de Heere vraagt, dan komen de straffen. Ja, dan wacht uiteindelijk de
eeuwige straf. Daar zal zijn wening en knersing der tanden. Gods Woord is heel
duidelijk in de twee wegen. Wanneer men zich schuldig kent, dan zal de Heere
Zich ontfermen. Ook wijst de Heere in het Oude Testament de schuld aan bij
degenen die onderwijs geven. Ze naaien enerzijds kussentjes onder de oksels. De
zonde wordt niet benoemd. Anderzijds worden allerlei voorwaarden gepreekt om
van genade te mogen leven. God kan en wil met de minste
van de zonde geen gemeenschap hebben. Zo scherp ligt het. Met het doen van zonde
wijkt Hij met Zijn Geest van mensen die zich schuldig maken. Nee, het is niet
zo dat allen die de smalle weg zeggen te bewandelen het einde zullen behalen.
Ze hebben net als Christen allen te strijden tegen de wereld, de duivel en het
eigen hart. Het is en blijft een loopbaan. De Heere Jezus is niet
gekomen om gediend te worden. Hij is gekomen om te dienen. Zodat we van genade
mogen leven. Maar wanneer wij het beter weten en wanneer wij eigen wegen gaan,
dan hebben wij Hem niet nodig. Dan gaan wij een verkeerde weg en denken daarbij
misschien ook nog dat wij het zijn die God dienen. We leren in Gods Woord niet dat
we steeds heiliger worden. Steeds meer gruwelen zullen we vinden in onszelf. We moeten leren dat we een heel leven nodig
hebben om te leren wie we van huis uit zijn, maar ook blijven. We zullen leren
wat een stervend leven is. Dat het alleen God is Die door Woord en Geest mensen
zalig maakt. Uit genade. Dat we mensen zijn die als door een wonder het eind
van de streep zullen halen.
|
|
Door Woord en Geest Wij leven in de
Nieuwtestamentische tijd. Wij hebben de Bijbel, Gods Woord en lezen daarin over
de geboorte van de Heere Jezus. Wij weten van Zijn leven, Zijn lijden, Zijn
sterven en Zijn opstaan uit de dood. Wij weten van Zijn hemelvaart. Maar wij
weten ook van de uitstorting van de Heilige Geest. Het alles is niet nieuw voor
ons, die opgevoed zijn bij Gods Woord. Wij weten van de liefde van God de
Vader. We weten van het Verlossingswerk van God de Zoon. Maar we weten ook van het noodzakelijke,
toepassende werk door de Heilige Geest. Deze is uitgestort toen het Pinksteren
was. En werkt het geloof en de bekering. De Heilige Geest gaat uit van de Vader
en de Zoon. Wanneer de Heilige Geest Zich voegt bij het Woord gebeuren er
wonderen. Hij is de Leermeester op Gods leerschool. Zo worden mensen die nooit
naar God zullen vragen onrustig gemaakt. Ook zij die denken dat het wel
allemaal goed zal komen. Zij die denken: God is immers liefde. En de Heere
Jezus is gekomen voor zondaren. Ze noemen zich een zondaar, dus dan klopt het
sommetje. Echter, de bekering hoort bij het geloof. Na de rechtvaardigmaking
komt de heiligmaking. En zonder heiligmaking is er geen zaligheid. Mensen worden door Gods
Geest ontdekt aan hun zonde en schuld. Ze leren hun geestelijke doodstaat zien.
Ze zijn immers kinderen van Adam. En zo dragen zij de erfschuld en de erfsmet.
Ze leren dat zij, zoals in het doopsformulier is te lezen, van nature dood zijn
in zonden en misdaden. In een verbeterd leven zoeken ze God nog te behagen.
Echter, bij onmisbaar ontdekkend licht
leren ze zichzelf kennen. Ze leren zeggen: Het goede dat ik wil doen, dat doe
ik niet. Het kwade dat ik niet wil, dat doe ik. Ik, ellendig mens. Wie zal mij
verlossen. Ze moeten verder. En in het
zijn op Gods leerschool moeten ze ervaren dat het hier beneden de hemel niet zal worden.
Hier blijft het een tranendal. En in dat tranendal leren ze dat de verleidingen
groot zijn om af te dwalen van die eerste Liefde. Want die oude mens gaat niet
dood. David viel voor een vrouw.
Hij zorgde zelfs voor de dood van haar man. Petrus riep dat hij Zijn Meester
niet kende. Thomas kon niet meer geloven. Dat is de praktijk van het leven van kinderen van God die eerst denken
nooit meer te zondigen. In een gebroken wereld leven
Gods kinderen. Zij zullen op Gods leerschool leren om te strijden tegen die
wereld. Tegen de duivel. En bovenal tegen hun eigen hart. En dan hoef je de
oorlog niet ver te zoeken. Omdat in eigen hart de hoogmoed woont. Gods kinderen
komen dikwijls alleen te staan. Doch er
is daar altijd weer die gemeenschap der heiligen. Die over kerkmuren gaat. Daar
is de Heilige Geest, Die samenbrengt wat een mens van nature niet zoekt. Wat de
duivel niet wil. Wat mensen verbindt is de liefde. De liefde die zonder het
werk van Gods Geest ver is te zoeken. Deze leert echter lankmoedig te zijn. Niet
haatdragend. Deze zoekt zichzelf niet. Zij verdraagt alle dingen. En denkt geen
kwaad. Die liefde vergaat bovenal nimmermeer. |
|
De
weg van het geloof…… De Heidelberger Catechismus
is duidelijk. Welke drie stukken zijn nodig om gekend te worden in het leven.
Ten eerste: Hoe groot mijn zonde en ellende is. Ten tweede: Hoe ik daarvan
verlost ben geworden. Ten derde: Wat is dan mijn dankbaarheid. Die dankbaarheid is een stuk
wat het hele verdere leven zichtbaar zal zijn. En het begint altijd met de vraag:
‘Wat wilt U dat ik doen zal, Heere?’ Het leven vanuit de dankbaarheid is een
afhankelijk leven met de Heere. Het is een weg in gaan achter Hem aan. Het is
niet een weg met verdergaan waar je was gebleven. Nee, de Heere wijst de weg.
Helder en duidelijk. Het is een gaan in de weg die Hij wijst. Dat is te lezen
in Zijn Tien Geboden. Steeds weer en steeds opnieuw zo gaan. Vertrouwend gaan
in die weg. En ondervinden dat de doornen uit de kroon die op het hoofd van de
Heere Jezus werd opgedrukt prikken. Elk van Gods kinderen krijgt te maken met
die doornen. Geen van Gods kinderen gaat een weg zonder doornen. Altijd weer
zullen ze ervaren dat het leven met de Heere hier geen hemel op aarde is. Geen
glijbaantje naar de hemel. Het is een leven vol moeite en strijd. En alleen zij
die de eindstreep halen zullen voor eeuwig bij God in de hemel komen. De weg die de Heere wijst is
een weg in gaan in het geloof. Het geloof dat de Heere de weg heeft gewezen en
dat Hij niet en nooit je in de steek zal laten. Want Hij is het Die deze weg
van je vraagt. Hoe moeilijk en hoe zwaar die weg ook zal zijn of worden. In die weg vol moeite en vol
verdriet wil de Heere je verder leiden. Hij wil je verder oefenen. Hij wil je meer
en meer heiligen en louteren. Steeds meer van die oude mens wordt gekruisigd.
Steeds meer moeten we afleren het van onszelf te verwachten. Het moet een zeker
weten zijn en blijven: De Heere wijst de weg. Wij moeten volgen. En Hij zal
voor ons de weg banen en blijven wijzen. De ene keer zal het een weg zijn die
gemakkelijk begaanbaar lijkt. Maar meest zal het een weg zijn vol doornen en
vol distels. In die weg wordt het geloof geoefend. In die weg wordt het
vertrouwen beproefd. Steeds opnieuw is het leren dat we niet zonder de hulp en
de leiding van Gods Geest Zijn weg kunnen gaan en blijven gaan. Zodra we echter
eigen wegen gaan zal deze weg vastlopen. De Heere onderwijst elk van
Zijn kinderen in een persoonlijke weg. Dat is de weg van de bevinding. Van de
ondervinding. Hij weet wat ze nodig hebben. Hij weet ook wat ze aankunnen. Hij
heeft hun schouders gemeten. Hij alleen is de Kenner van het hart. Al Gods
kinderen moeten leren van mensen af te zien. Op prinsen niet te vertrouwen.
Maar op de Heere alleen. Die op Zijn wijze hen leidt op de weg die Hij wil dat
ze gaan. Zeker, in het begin zijn ze vol goede moed. Ze denken het allemaal wel
te weten en ze denken het allemaal wel aan te kunnen. Maar toen Petrus
overboord stapte op de golven dreigde hij al snel te verdrinken. Wat een
voorrecht dat hij toen om de juiste Redder riep: ‘Heere, help. Ik verga!’ De weg van de dankbaarheid
lijkt zo mooi. Zo heerlijk. Zo bijzonder. Maar alleen in Gods kracht en met de
hulp van Gods Geest zal een kind van God in het gaan van de weg tot het einde
toe kunnen volharden. |
|
Ontdekkend
licht. Gods Geest leert aan een
mens niet dat het wel goed met hem gaat. Dat gebeurt niet omdat een mens dan in
hoogmoed van Hem afdwaalt. God houdt zijn kinderen klein en aan de grond. Gods
Geest leert mensen dat het een wonder is en blijft dat ze ook maar één vrucht
voortbrengen en dat ze zalig zullen worden kunnen ze, ziende op zichzelf, niet
bevatten. Het is alles Gods genade. Dit leert Gods Geest in de weg van
ontdekking aan jezelf. Wanneer Gods Geest de
waarachtige bekering werkt in het hart, dan gaat iedereen meer en meer merken dat
ze terecht zijn gekomen in strijd. Een strijd die ze als het moeilijk wordt
dreigen op te geven. De strijd tegen de wereld, de duivel en het eigen boze
hart. Die strijd is iets wat een heel leven duurt. In die strijd groeien ze
niet in de lucht. Omdat het volgens hen beter met hen gaat. Maar ze leren
bukken en buigen en zo wortelen in de diepte. Ze worden dus geen grote mensen.
Maar klein, heel klein. Bang om te zondigen. Bevreesd er niets van terecht te
brengen. Ze moeten dagelijks van genade leven. Want anders zal het ziende op
zichzelf nog omkomen zijn. En wie volharden zal tot het einde, die alleen zal
zalig worden. Dat arme zondaarsleven geldt
gemeenteleden. Maar ook predikanten! Grote predikanten begrijpen niet dat er
mensen zijn die niet naar de kerk komen. In zichzelf onwaardige predikanten
begrijpen niet dat er nog één mens naar
hen komt luisteren. Zij vragen zich keer op keer af of zij niet de
oorzaak zijn van het wegblijven van leden. Ze zoeken de oorzaak bij zichzelf. Zelfkennis doet inderdaad
pijn. Het kost strijd om te vechten tegen jezelf. Tegen alles wat er in dat
boze hart leeft. Maar ieder van Gods kinderen zal te maken krijgen met de zonde
die blijft. En dat is de boezemzonde. Een zonde, waar ze niet vanaf kunnen
komen. Het is de hoogmoed. Dat is de mens van nature ingebakken. Het willen
zijn als God. Ja, het uiteindelijk beter willen weten dan God. En wie hier niet
aan ontdekt is moet nog echt heel veel leren. Wie de zonde van de hoogmoed
inleeft wordt inderdaad een ander mens. Die staat niet te springen en te
juichen. Die komt op de knieën terecht en roept het uit: Wees mij de zondaar
genadig. Die krijgt een afkeer van zichzelf. Van die oude mens buiten Christus.
Die verfoeit zichzelf in stof en as. En leert steeds meer begrijpen van het
wonder van genade. Dat de Heere toch om wil zien naar een mens zoals ik ben. Die mensen kan de Heere
gebruiken. De Heere heeft geen mensen nodig die hoog van zichzelf denken. Hij wil mensen in Zijn dienst gebruiken die het
net als Mozes leren het uit zichzelf niet te willen en niet kunnen. |
|
Wat
is Gods weg? Er is een volk op deze aarde
dat niet anders zoekt dan Gods weg. Daar zoeken zij naar. Eenmaal is hen de
rust opgezegd. Ze werden er zich van bewust dat ze buiten God leefden. Dat ze
zo voor God nooit zouden kunnen verschijnen. Ze hadden zichzelf gezien. Buiten
Adam en buiten het Paradijs. Ze waren
verloren. Voor eeuwig verloren. Er kwam een zoekend leven. Tot de Heere Jezus
hen werd voorgesteld. Hij was de Weg om van de straf te ontkomen. Alles in deze weg heet
werkzaamheden. Die werkzaamheden worden door Gods Heilige Geest gewerkt. Die
Heilige Geest zal ook nooit meer weggaan uit het leven van hen die door de
Vader zijn gekend. Want die Heilige Geest werkt de volkomen zaligheid uit in
het leven van hen die naar Zijn voornemen zijn geroepen. Er is in een zoekend
leven niets van een mens bij. De Heilige Geest is de grote Werkmeester van de
zaligheid. En dan komt het aan op het geloof. Dat is een gave van God. Gewerkt
door ook weer de Heilige Geest. Het maakt het wonder zo
groot. Waarom is dat dan op mij gemunt. Daar zoveel mensen gaan verloren die
geen ontferming worden geschonken. In het geloof is er dus
vrijspraak van zonden door het bloed van de Heere Jezus. De staat van een mens
ligt vast. Ze kunnen niet meer verloren gaan. Maar in het leven gaat er
niets van een leien dakje. Ook niet bij Gods kinderen. Er zullen in het leven van
hen die God vrezen ook stormen komen. Die stormen zijn om het geloof te
oefenen. Om in die stormen zeker te weten dat het de Heere is Die nooit zal
laten varen wat Zijn Hand is begonnen. Hij heeft altijd een doel op het oog,
met welke storm dan ook. Dat wil niet zeggen dat de vrees er nooit meer is. De
discipelen waren ook in een storm op zee. Ze waren er vast van overtuigd dat ze
zouden vergaan. Maar, en dat is dan het toevluchtnemend geloof, ze gingen naar
de Heere Jezus. Zou Hij Zich dan niet om hen bekommeren? Zou Hij het wel goed
vinden dat ze zouden vergaan?Ze hadden Hem nodig op het moment dat ze het niet
meer wisten. En Hij redde hen uit de nood. Geloofsoefeningen worden
geleerd in het leven van alle dag. In dat wat tot mensen komt. In dat wat
mensen mee maken. Ja, altijd weer zal het leven met de Heere een zoekend leven
blijven. Een worstelend leven. Een leven vol vragen. De vragen van elke dag.
Want wat, o Heere, is vandaag Uw weg. Het is een gave van God te mogen geloven
dat de Heere in alle omstandigheden is. Want dat geeft vertrouwen. En rust. |
|
Gods verbond met mensen God heeft Zijn genadeverbond
met de mensheid opgericht. De Heere Jezus wordt daarbij de Middelaar van het
verbond genoemd. Het is niet zo dat de Heere Jezus een beetje bemiddelt. Het is
niet zo dat Hij de mens en God een klein beetje naar elkaar toe brengt. Nee,
wat de mens niet kan, dat deed Hij. Hij maakte door Zijn lijden en sterven de
weg vrij tot God. Door het geloof in de Heere Jezus zijt gij zalig geworden. Dat
is naar het Woord. De Heere Jezus Christus is daarbij Gods gave. Door het geloof in de Heere
Jezus worden vijanden met God verzoend. Zij worden van eerrovers van God voortaan
eerzoekers. Hen wordt in een
voortgaande, steeds door Woord en Geest gewezen weg, een weg van gehoorzaamheid
gewezen. Altijd is het een weg tegen vlees en bloed. Een voorbeeld is de
opdracht aan Abraham om zijn zoon te offeren. Gods weg wordt niet
gemakkelijker, maar alsmaar zwaarder. Maar In het gaan van Gods weg leren ze
allen meer en meer op Hem te vertrouwen. Zalig hij die in dit leven
Jacobs God ter hulp heeft. Want als God een weg wijst zal Hij het ook maken dat
het kan. Elk kind van God wordt na veel strijd gewillig gemaakt de weg die is
gewezen te gaan. Dat wil niet zeggen dat het dan vanzelf gaat. Je kan heel veel leren van
de Godgeleerden van weleer. Zo sprak professor Wisse over de kinderen van God:
‘Ze zijn de Christus.’ Ja, al Gods kinderen gaan ervaren in dit leven dat ze de
voetstappen van Christus drukken. En dat in de weg van gaan in gehoorzaamheid. Veracht,
vertrapt, vernederd, niet geloofd. Ze zullen zijn tot een val en een
opstanding. Ook een predikant geldt dit. Zijn gesproken woord zal de één tot
zegen zijn, een ander niet. Gods kinderen weten van
tijden van benauwdheid. Maar, hun God en Vader in de hemel zal hun val nooit
toestaan. En onderwijst hen van dag tot dag verder. Ze leven namelijk niet voor
eigen eer of genot. Maar tot eer van God. Daarbij mogen ze bij tijden toch zingen.
En geloven. Ze zullen eenmaal als Gods Zoon verhoogd worden wanneer ze de
eindstreep behalen. Dan staat er in het Woord: Gij zult dingen zien die ge niet
zult geloven dat ze waar zijn. Dat geldt al Gods kinderen. Gods kinderen zijn
kinderen van het Wonder van genade. Het is niet vanzelfsprekend dat Hij naar
hen heeft gevraagd. Maar van het onverdiende en ook ongelooflijke Wonder van de
uitverkiezing zullen ze ten alle tijde spreken. |
|
Twee wegen God is in het zenden van Zijn
Zoon tot de mensen gekomen. Alleen door het geloof in de Heere Jezus is er
vergeving van zonden en een eeuwig leven. Op Golgotha is Hij gestorven voor hen
die met hun zondeschuld tot Hem komen. Zij worden door genade opnieuw geboren.
Ze waren dood in hun zonden. Maar mogen nu in een nieuw Godzalig leven
wandelen. Echter, wat is een mens. Wie
is de mens die denkt te leven van genade. Het is iemand die keer op keer afdwaalt
en uiteindelijk in zijn hoogmoed denkt het wel te weten. Van dagelijkse zonde
en schuld op hun weg weten ze niet. Ze leven een eigen leven en denken dat het allemaal
wel kan. De Heere vindt alles wel goed. Dat het Woord van andere dingen spreekt
geloven ze niet. Dat er op zondag een Heilige Wet wordt voorgelezen raakt hen
niet. Ze zijn verlost. God heeft hen welgedaan. De Heere spreekt echter niet
alleen van genade. Hij spreekt niet alleen van zegen. Hij spreekt ook van de
vloek. De vloek die rust op het verlaten van de weg die Hij wil dat wordt
gegaan. De weg van de gehoorzaamheid. In het houden van Zijn geboden. Om die te
doen uit dankbaarheid. Wie echt leeft van genade
weet ook van zonde. Een mens blijft immers een zondaar tot de laatste snik. In
de weg van de heiliging van het leven wordt gevochten tegen de zonde van de
hoogmoed. De boezemzonde van ieder mens. Er wordt geleerd te vechten tegen de
gedachte het wel te weten. Er komt een luisteren naar datgene wat de Heere in
Zijn Woord vraagt. En de Heilige Geest
doet dagelijks vragen om genade. Want dat blijft nodig. Het is zoals het Woord het
ons leert. Want wanneer het volk van Israël, het verbondsvolk, de weg van de
Heere verlaat, dan komen de straffen. De Heere komt in de straffen met Zijn
liefde tot mensen om hen te laten inzien dat ze opnieuw vergeving nodig hebben.
Dat kan alleen in een weg van berouw over de zonde. De profeet Nathan kwam niet
met de boodschap dat David een verbondskind was. Hij kwam hem vertellen dat hij
gezondigd had en dat hij straf had verdiend. Toen kwam het berouw. De Heere is
de Getrouwe. Hij brengt Zijn kinderen steeds opnieuw bij Hem terug. Maar altijd
en steeds opnieuw in een weg van het aanwijzen van de zonde, berouw over de zonde
en het ontvangen van genade. De één gelooft dit de ander
dat. En weer anderen geloven niets. Maar het geloof in een drie-enig God is
geloven in het gehele Woord wat ons bekend is gemaakt. Dat is het geloof in
zegen en vloek. In verkiezing en verwerping. In zonde en genade. Ja in alles
blijkt: in de twee wegen. De weg van behoud en de weg van eeuwig omkomen door
eigen schuld, omdat we niet onze zonde en onze schuld gezien en beleden hebben.
Omdat we in onze hoogmoed eigen wegen gingen en bleven gaan. |
|
Een
wonder Al Gods kinderen leren te
leven vanuit het wonder. Want wat
zijn zij dat de Heere naar hen om wil zien in tijdelijke en eeuwige zegeningen.
Ze zijn verwonderd en belijden hun schuld. Ze hebben zichzelf leren kennen als
zijnde dood in de zonde en in de misdaden. Ze hebben het heilig recht van God
leren toestemmen. En na ontvangen genade leren ze in de tweede bekering, de
heiligmaking, wie ze blijven. Ze leren bij meerder ontdekkend licht door Gods
Geest dat het nooit iets was, niets is, maar ook niets zal worden. Ze komen
zichzelf steeds weer tegen. En dat daarom elke boterham genade en een wonder is. Ja het wonder van genade wordt alsmaar
groter. De dank is in stilheid tot U o God. De dood is het gevolg van de
zonde. Ja sinds de diepe val in Adam is het dat wat buiten Christus is te
verwachten. Een tijdelijke en een eeuwige dood. God kan en wil met de minste van de zonden geen gemeenschap
hebben. Zonde is het doel van het leven missen. Het leven tot eer van God. Het
is daarom noodzaak de ernst van de zonde
aan te wijzen, zeker voor de jeugd. Maar ook de ouderen. Wees heilig. Want Ik
ben heilig. Een mens bepaalt niet wat zonde is. Dat bepaalt God. Wat gij doet,
doet dat ter ere van God. Zonde maakt scheiding tussen
God en de mensen. En het erge is dat een mens van huis uit de zonde niet kent. Ze
leven naar het goeddunken van hun eigen hart. En steeds meer kan erbij door. Een
mens weet niet dat hij dood ligt door de zonde en de misdaden. Hij moet eraan
ontdekt worden. Slechts bij ontdekkend
licht door Gods Geest wordt dit duidelijk. En dan is er een roepen en
schreeuwen om genade. Wanneer niet tegen de zonde wordt gewaarschuwd en de zonde niet met name wordt genoemd, staan
we ook schuldig. Iemand die het eigen hart leert kennen en weet uit welke grote
nood hij gered is zal dan vanuit de liefde van het hart waarschuwen. De vinger
op de zere plek leggen. De zonde aanwijzen en daarbij de gevolgen van de zonde niet vergeten. Het Woord is duidelijk. En
genoeg. Er hoeft niets bijgemaakt te worden. Hetgeen we inlegkunde noemen. Maar
er mag ook niets verzwegen worden. De Heere Jezus vraagt of er, wanneer Hij
terugkomt, nog geloof op de aarde gevonden zal worden. Het geloof dat het een
nauwelijks zalig worden is. Dat het een strijd is tot het einde toe tegen de
wereld, de duivel en het eigen boze hart. Het geloof dat de Heere Jezus kwam om
zondaren zalig te maken. Waarvan elk van Gods kinderen leert zeggen: waarvan ik
de voornaamste ben. Hij heeft Zijn bloed gestort. Ze zijn duur gekocht. Daarom, is het een steeds
weer het jezelf onderzoeken: Heere, is er een schadelijke weg in mij, leid mij
op de eeuwige. En vergissen, je kan het je maar één keer. |
|
Een
kwaad gerucht We weten het allemaal zo
goed. De Tien Geboden zijn de woorden van God. En deze vragen ons gehele hart.
De eerste vier geboden staan in het teken van het liefhebben van God boven
alles. De volgende en laatste geboden wijzen ons de weg tot onze naaste. De laatste geboden schijnen
soms moeilijker te zijn dan de eerste geboden. Het gaat dan ook over de
praktijk van ons leven ten opzichte van hen die we al of niet kennen. Het
omgaan met mensen in ons leven van alle dag. Kortom, het geldt de vraag: Hoe ga
ik met mijn naaste om. Het antwoord weten we ook. We hebben die ander hoog te
houden. Hoger dan we zelf zijn. Die ander uitnemender te achten dan onszelf, zo
zou je het ook kunnen noemen. Dan is het de vraag: Houden
we ons hieraan? Houd ik me hieraan? Gedragen wij ons zoals het ons wordt
gevraagd. Gedraag ik mij zo? Anders,
beantwoorden wij en beantwoord ik aan de opdracht zoals het wordt geboden! Het is een feit dat we vaak
niet eens weten wat we doen. We weten niet eens wanneer we bijvoorbeeld een
kwaad gerucht van die ander voortbrengen. Wanneer we die ander op deze wijze
beschadigen. We menen bijvoorbeeld te moeten waarschuwen voor deze of gene. Het
is dan namelijk beter om geen contact met hem of haar te onderhouden, zo raden
we. We willen het ook nog toelichten.
Verdrietig is, dat waar we het niet van verwachten: Zij doen dit ook. Dat het mensen beschadigt
hebben ze niet door. Of ze willen er niet aan denken. Dat het voortkomt uit
jaloezie of het feit zichzelf beter te achten dan die ander wordt ook niet
beseft. Maar dat het niet getuigt van Christen-zijn evenmin. We worden immers
aangespoord een goed gerucht voort te brengen. En ziende op onszelf hebben we
immers geen enkele reden om de ander kwaad in deze te berokkenen. De Heere heeft Zijn Tien
Geboden gegeven. Eén daarvan gaat over het voortbrengen van een goed gerucht.
De Heere gebiedt het in alle opzichten. Het woordje 'tenzij' wordt niet
gevonden. We zullen die ander moeten liefhebben. Hoog houden. Waarderen.
Eventueel verkeerde wegen van die ander met hen persoonlijk bespreken. Het gaat zo gemakkelijk. En
wie maakt zich er nooit schuldig aan? Ook dit gebod dienen we elke avond de
Heere voor te leggen. Om Hem te vragen of er in deze in ons een schadelijke weg
is. Hem te vragen ons ook in deze op de eeuwige weg te leiden. Ons ook terdege
af te vragen: Waarom? Waarom doe ik het? Waarom doen wij dit? Mensen staan gemakkelijker
boven anderen dan dat zij ernaast staan. Mensen heersen liever dan dat ze
dienen. Jaloezie en heerszucht laat mensen dikwijls leiden tot het verkeerd
omgaan met de naaste. De ander te kwetsen. Pijn te doen. En op deze wijze
schuldig te staan tegenover God. Het doorgaan op een verkeerde weg is
gemakkelijker dan stilstaan, schuld belijden en opnieuw beginnen. Doch de Heere zegt het
duidelijk: Wie zijn zonde belijdt en laat, die zal barmhartigheid verkrijgen. |
|
Een eeuwig wonder In het Paradijs is het
helemaal mis gegaan. Adam en Eva wilden als God zijn. En zo zijn ze uit Hem gevallen.
Ze raakten Gods Beeld volkomen kwijt. Ze moesten sterven. Als straf op de
zonde. Met hen de gehele mensheid die uit hen geboren zou worden. De zonde van
de hoogmoed had hen het oordeel bezorgd. Ze konden niet zeggen dat ze het niet
wisten. Ze waren gewaarschuwd. Ze zouden als straf op de ongehoorzaamheid
moeten sterven. Zij en al hun nakomelingen. Het gebod was duidelijk geweest.
Doe dat, en gij zult leven. Maar in ongehoorzaamheid hadden zij de eeuwige
nacht over zich heen gehaald. Zo is het begonnen. Ja, dat was het begin. En
tevens ook het einde als God niet een ander verbond had ingesteld. De belofte
dat ze nog weer tot God terug konden keren. Hij beloofde Zijn Zoon. De Heere
Jezus Christus. Hij zou eenmaal komen. En het geloof in Hem alleen zou de
redding van de mensen zijn. Ze zouden genade bij God krijgen. Het was het genadeverbond. Eeuwen lang werd gewacht.
Maar in de volheid van de tijd kwam Gods Zoon op de aarde. Hij stierf aan het
kruis. Zonder enige zonde gedaan te hebben ging Hij in de plaats van mensen die
zonder God niet konden leven en sterven. Hij stierf voor hun zonden. De Heilige Geest is de
Werkmeester van de zaligheid. Hij is het Die mensen die van nature naar God
niet vragen onrustig maken. Hij brengt hen aan de voet van het kruis. En Hij
geeft het geloof in de Heere Jezus Christus.
Dat is eerst een historisch geloof. Misschien een wondergeloof. Of een
tijdgeloof. Doch het moet verder. Want de Tweede Persoon in het Goddelijk Wezen
moet voor mij niet een Zaligmaker zijn. Maar Hij moet MIJN Zaligmaker worden.
Dat is iets wat je ziende op jezelf niet kan geloven. Maar in de weg van een
eeuwig wonder is er het wonder van levend worden. Van zichzelf dode mensen
worden in de weg van wedergeboorte levend. En terstond verkondigen ze Christus.
Dat laten ze zien in hun woorden en in hun daden. Het wonder is niet in een
hoek geschied. Het is een wonder dat je niet en nooit kan bevatten. Het is
duidelijk. Er was een eertijds. Een vroeger in het leven. Je leefde zonder God
en zonder Christus. Je was doof en blind. Maar het wonder van het werk van de
Heilige Geest zette een punt en er kwam een nieuw begin. Voortaan zou er maar
één verlangen zijn. God lief te hebben boven alles. En je naaste als jezelf.
Een haten van de zonde. Een nauwgezet leven. Waarin God de hoogste, ja de
enigste plaats heeft. Het zal een leven van gebed worden. Een zoeken naar Zijn
weg. Een vragen naar Zijn wil. Een bang zijn te zondigen, Hem niet tot eer te
leven en de toorn van God zo over je te halen. Nogmaals, een mens van
nature vraagt naar God niet. Alleen het werk van Gods Heilige Geest zal hem
stilzetten. Met afschuw leren zien op zijn zondig leven. In een weg van
zelfkennis zal Christus nodig worden. En wie zo tot Hem komt zal Hij niet
uitwerpen. |
|